zondag 15 december 2024

Metafysische paniek; Pessoa en de theosofie


De Portugese dichter Fernando Pessoa raakte, naar eigen zeggen, "in metafysische paniek" toen hij een paar theosofische boeken moest vertalen. Dat is opmerkelijk als je bedenkt dat hij in feite geknipt was voor die opdracht, en waarschijnlijk toch ook wel wat gewend op esoterisch gebied. Zijn kennis daarvan was aanzienlijk. Fernando Pessoa (1888-1935) was een tegenstander van de georganiseerde kerken (vooral die in Rome) en noemde zichzelf een ‘gnostisch christen’. Als religieus mens zonder religie was kennis van de ‘andere’ waarheid voor hem een levensnoodzaak. Na bestudering van alle grote filosofen verplaatste zijn interesse zich voor de rest van zijn leven naar het occulte in al zijn verschillende hoedanigheden en verschijningsvormen. Met kabbala, vrijmetselarij, het pantheïsme en het pantheïstisch transcendente denken voorop. Theosofie kan daar natuurlijk zo tussen. Deze mix van filosofie, religie en wetenschap heeft als uitgangspunt dat alle religies en filosofieën uit één universele wijsheid zijn voortgekomen. Kennis komt niet door openbaring, maar via 'ontsluiering' van oude waarheden. Denk hierbij ook aan ‘ontdekking’ en publicatie van (wat wij nu kennen als) Het Tibetaans Dodenboek door theosoof Walter Evans-Wentz.
 

In 1915 wordt Pessoa (zelf geen theosoof) gevraagd om enkele boeken over theosofie te vertalen. Hoewel dit een onderwerp was waar hij “absoluut niets van wist”, vertaalde Pessoa tussen 9 september en 25 oktober 1915 het Theosofisch Compendium van C.W. Leadbeater (later nog meer, en werken van Annie Besant en anderen). Als Pessoa zich verdiept in de materie raakt hij totaal gefascineerd. In een (niet verstuurde) brief van 6 december 1915 beschrijft hij zijn ontdekking als een ‘intellectuele crisis’ aan zijn vriend en collega-dichter Mário de Sá-Carneiro. “Het buitengewoon omvattende karakter van deze filosofie-religie; het idee van kracht, van beheersing, van hogere en buitenmenselijke kennis, dat deze theosofische werken uitstralen, hebben me zeer in verwarring gebracht. De mogelijkheid dat daar, in de Theosofie, de werkelijke waarheid ligt, obsedeert me.”

De theosofie als ‘ultrachristelijk systeem’ (met de christelijke principes verheven tot een punt waar ze versmolten zijn tot iets dat verder ligt dan God) vindt Pessoa eigenlijk niet te verenigen met zijn eigen ‘fundamentele heidendom’. Terwijl tegelijkertijd diezelfde theosofie (die elke godsdienst toelaat) juist helemaal overeenstemt met het heidendom, dat ook alle goden toelaat in zijn pantheon. Het stoot hem af en trekt hem aan. “De theosofie maakt mij bang door haar mysterie en haar occulte grootsheid. Het is de afschrikking en de aantrekking van de afgrond voorbij de ziel. Een metafysische paniek.”

Het is vaak moeilijk te peilen wat Pessoa nu eigenlijk gelooft of wat tenminste zijn uitgangspunten zijn. Misschien zijn het telkens voorlopige conclusies. Dat mag. In 1935 (het jaar van zijn dood) was dat: “Ik geloof in het bestaan van werelden hoger dan de onze, en van de bewoners van die werelden, in ervaringen van verschillende trappen van vergeestelijking, zich verfijnend totdat men komt bij een Hoogste Wezen, dat vermoedelijk deze wereld heeft geschapen. Het kan zijn dat er nog andere Wezens zijn, eveneens Hoogste, die andere universums hebben geschapen, en dat die universums tezamen bestaan met het onze, elkaar al of niet wederzijds doordringend.”

En wat betreft de dood: “Leven is een ander toebehoren. Sterven is een ander toebehoren. Leven en doodgaan is precies hetzelfde. Maar leven is een ander van buiten toebehoren, en sterven is een ander van binnen toebehoren. De twee dingen lijken op elkaar, maar het leven is de buitenkant van de dood. Daarom is het leven het leven en de dood de dood; want de buitenkant is altijd waarachtiger dan de binnenkant - zoals het de buitenkant is die men ziet, en de binnenkant wat er niet is.”

Fernando Pessoa’s enige echte vriend Mário de Sá-Carneiro (van de niet verstuurde brief) stierf jong in 1916, hij pleegde zelfmoord op zijn 25e. Pessoa zelf ging (niet onvrijwillig) dood aan alcoholvergiftiging. Zijn laatste geschreven woorden waren "I know not what tomorrow will bring".

Inderdaad, Tomorrow Never Knows
 
 
 
Bronnen:
Fernando Pessoa
Mijn droom is van mij
Arbeiderspers, 1995

August Willemsen
De Revisor, 1983

zaterdag 23 november 2024

Guru of vriend


Soms kunnen familieleden nogal dwingend zijn, en blijven ze zich bemoeien met je huishouden, ook al zijn ze allang overleden. We zagen het in de vorige blogpost. Familiebanden kunnen knellen, ook over de dood heen. Toch vinden veel mensen het een fijne gedachte om hun verwanten ooit terug te zien, na hun eigen dood bijvoorbeeld. Zij hopen dan in het hiernamaals door een eerder overleden dierbaar familielid te worden opgevangen. Behalve dan in India, daar zijn het vaker religieuze figuren die dat doen. Mogelijk komt dat door de streng hiërarchische gezinsstructuur in dat land, want wie zit er na zijn dood te wachten op alwéér een autoritair familielid?

Ik moest daar laatst aan denken toen ik een oude podcast* van Robert Thurman beluisterde. Zijdelings kwam daar de rol van de guru ter sprake. Thurman legde kort het verschil hierbij in hindoeïsme en boeddhisme uit. In het monastieke boeddhisme en in het reguliere exoterische boeddhisme bijvoorbeeld is de rol van de guru sterk verminderd. Het lerarenmodel is een heel mooi model dat Kalyanamitra wordt genoemd, wat 'deugdzame vriend' betekent. Dus het idee van de leraar is eerder een vriend en een metgezel die misschien iets verder gevorderd is dan jij of iets weet wat jij niet weet of je kan helpen met iets. Ze proberen het Indiase patriarchale gezinsidee van de autoritaire vader (wat heel sterk aanwezig is in het guru-idee) zoveel mogelijk te ontmantelen. De wortelbetekenis van het Sanskrietwoord guru is letterlijk 'zwaar'. Guru betekent zwaar. En de vader is zwaar aan de top van het gezin in de Indiase patriarchale familie. Dus het boeddhisme deconstrueert dat in regulier studeren en onderwijzen. Maar in het geavanceerde onderwijs, dat esoterisch is gemaakt omdat mensen het verkeerd konden begrijpen als ze niet echt enige voorbereidende ontwikkeling hadden, komt het guru-idee weer terug. Omdat de juiste persoon ofwel de staat of de verworvenheid moet kanaliseren of belichamen die men wenst te bereiken. Soms kan dat zelfs iemand zijn die zelf niet verlicht is, als hij goed past binnen de traditie kan hij dienen als een soort icoon. Aldus Robert Thurman.

Eerlijk gezegd heb ik zelf altijd wat moeite met dat hele leermeester/ leerling verhaal. Die totale aanbidding, overgave en onderwerping soms. Ik weet het niet. Er zijn ook veel slechte voorbeelden te noemen, met excessen en misbruik. Die leermeesters zijn ook maar mensen, de sterstatus kan ze naar het hoofd stijgen. Ik denk hierbij ook aan Sogyal Rinpoche, juist iemand die altijd erg de nadruk legde op het grote belang van vertrouwen op de leermeester als ‘belichaming van levende waarheid’. Maar vervolgens bleek zijn eigen gedrag helaas geen reclame te zijn voor dit standpunt. Wat dat betreft heeft hij de zaak geen goed gedaan. Natuurlijk blijft de grote waarde en kwaliteit van zijn belangrijkste werk, Het Tibetaanse boek van leven en sterven, overeind. Dit boek heeft het onderricht bij heel veel mensen onder de aandacht gebracht en begrijpelijk gemaakt. En, zoals Sogyal Rinpoche zelf benadrukte: de waarheid van het onderricht staat voorop, en niet de persoonlijkheid van de leraar. Daar sluit ik mij van harte bij aan. Denk maar aan de woorden van Boeddha:

Vertrouw op de boodschap van de leraar, niet op zijn persoonlijkheid;
Vertrouw op de betekenis van zijn woorden, niet op de woorden zelf;
Vertrouw op de absolute betekenis, niet op de relatieve;
Vertrouw op je wijsheidsgeest, niet op je gewone beoordelende geest.


*Bob Thurman Podcast: Buddhas Have More Fun! Ep. 188, 26 okt 2018

zaterdag 16 november 2024

Familie in de bardo

In Montaillou was sprake van een dodencultus, zagen we in de vorige blogpost. Nabestaanden die geesten raadplegen, het vereren en te vriend houden van de voorouders, hun situatie in het hiernamaals verbeteren door middel van offers en missen, en overledenen die zich blijven bemoeien met het huishouden van hun levende verwanten. Het is opmerkelijk dat de denkwijze in dit dorpje (Franse Pyreneeën, 14e eeuw) heel goed vergelijkbaar is met die in bijvoorbeeld China of op de Polynesische eilanden. Sommige ideeën zijn overal ter wereld hetzelfde, denk hierbij ook aan Jung met zijn archetypen van het collectieve onbewuste.

En wat kunnen we in het Bardo Thödol hierover vinden? Die tekst wordt door achterblijvers hardop aan de dode voorgelezen. Naast uitleg over de bardo en zijn eventuele positie aldaar, krijgt hij ook veel tips om deze te verbeteren (of beter nog: af te ronden). Zo moet de dode zich bijvoorbeeld absoluut niet ergeren aan zijn nabestaanden, ook niet als zij er een potje van maken. Vooral positief blijven, staat er in het gedeelte over de bardo van wording, en je niet laten afleiden door allerlei aardse zaken. Laat het los! Laat je niet meeslepen door emoties als woede, juist als hier de zes bestaanswerelden weer opkomen. De kans is dan groot dat je in een lager rijk terecht komt. Word ook niet boos of verdrietig als de voor jou bedoelde ceremonies slordig en ongeïnteresseerd worden uitgevoerd, en word niet kwaad op de nieuwe gebruikers van je ex-bezittingen. Wat moet jij er nog mee? En die rituelen kunnen (door jouw blije positiviteit) ook nog goed voor je uitpakken met een wedergeboorte in een hoger rijk.

Ook in China worden overleden voorouders vereerd en te vriend gehouden, misschien kunnen ze nog iets voor je doen ‘aan de andere kant’. Advies vragen aan gestorven familieleden zou een gelukkig gevoel bij hen veroorzaken. De dode wordt ondersteund en begeleid in zijn nieuwe situatie. Het hoeft niet moeilijk te zijn, offers en positieve gedachten en handelingen brengen de gestorvenen rust en tevredenheid. In het Bardo Thödol lezen we bij de bardo van wording hoezeer de overledene de zekerheid van vrienden mist. Hij heeft geen eten meer, alleen wat de achterblijvers speciaal voor hem neerzetten. Natuurlijk is deze ervaring van honger en zwakte verbeelding, want hij heeft alleen een mentaal lichaam. Maar het ritueel aangeboden voedsel kan hem in de bardo een gevoel van voeding geven. In Montaillou zijn de doden rusteloos en hebben het koud, net als in de bardo van wording. ’s Nachts hangen ze vooral rond in kerken. Door het ontbreken van een echt thuis hebben ze een sterker besef te horen bij hun voormalige de parochiegemeenschap, een rekbare maar onverbrekelijke bond. In de bardo van wording schuilt de wanhopige dode bij bruggen, hutten en kloosters. Het wordt hem afgeraden, wat moet je daar nog? Maak je geen zorgen en laat je geest tot rust komen!

In Polynesië blijven sommige geesten op aarde rondhangen en mengen zich in de aangelegenheden van levenden, net als in Montaillou. Uiteindelijk worden ze vergoddelijkt tot beschermende familiegoden. Je kunt ze maar beter te vriend houden, met een behoorlijke ceremonie bijvoorbeeld. Anders gaan ze dwalen en zwerven langs het strand tussen zonsondergang en zonsopgang, en worden na verloop van tijd kwaadaardige demonen. De ‘normale’ geesten in de onderwereld zijn onzichtbaar voor mensen, behalve voor een enkeling met speciale talenten. Dit komt overeen met de overledenen in de bardo van wording, die waargenomen kunnen worden door helderzienden, volgens het Bardo Thödol. Eindeloze aantallen doden doorkruisen de bardo. De overledenen kunnen hun familieleden en geliefden zien, maar zij zien hen niet. Rechtstreekse communicatie is niet mogelijk. Het geeft enorm lijden, wat ook beschreven wordt bij de bardo van dharmata. De gevoelens van verlatenheid en wanhoop komen hier nog bovenop de confrontatie met de bardoverschijnselen zoals geluiden en lichten (en de twijfel of je echt dood bent). Treurige en eenzame passages in het Bardo Thödol zijn dit. ‘Wees niet gehecht aan je geliefden, dat heeft geen enkel nut’, wordt hier aangeraden. Maar wat moet je daar mee? Misschien kun je je beter bewust zijn dat alles illusie is, dat er geen dualiteit is, en dat jouw diepste wezen en dat van je nabestaanden één zijn.
 

donderdag 7 november 2024

Armier

Goede werken, aalmoezen, offers, Hui-neng vond het allemaal maar flauwekul. Veel religies en hun gelovigen denken daar heel anders over. Verdiensten verzamelen zou juist een goede manier zijn om je karma te dempen en zonden te vereffenen. En dat is heel gunstig voor je beoordeling in het hiernamaals, de volgende wedergeboorte of het bereiken van een hemelse zaligheid. In de Rooms-katholieke kerk bijvoorbeeld, kun je veel afkopen met geld. Zo snijdt het mes aan twee kanten: jij wat minder lang in het louterende vagevuur, de Kerk weer wat rijker. En dat kan ook nog postuum, als je nabestaanden het even voor of namens jou willen regelen. In het boek Montaillou geven de doden zelfs opdracht vanuit het hiernamaals om dat te doen.

Het dorpje Montaillou in de Pyreneeën was begin 14e eeuw onderwerp van een uitgebreid onderzoek door de Inquisitie. De bewoners, voornamelijk herders en boeren, waren Katharen. Door het uitvoerig gedocumenteerde  Inquisitie-dossier, dat bewaard is gebleven, weten wij veel van de leef- en denkwereld van deze ‘ketters’. Emmanuel Le Roy Ladurie schreef er een bestseller over.

Een belangrijk personage in deze gemeenschap was de armier (zielenboodschapper). Hij had het alleenrecht om de berichtgeving tussen de levenden en de doden te verzorgen. In het boek van Le Roy Ladurie wordt vooral ene Arnaud Gélis genoemd, die eigenlijk armier was in de streek rond Pamiers. Deze Gélis vervulde nuttig werk met het overbrengen van aanmaningen (van de doden) om oude schulden af te betalen, de armen aalmoezen te geven en missen voor de overledenen te laten lezen. Hij ontving hiervoor een bescheiden vergoeding. Soms wat kaas of een drink- of eetuitnodiging, soms wat geld. Hij was niet arm. Zijn verbeelding werd gevoed door een denkwijze die zowel door volk als elite gedeeld werd en het sociale nut van zijn activiteiten was overduidelijk. Daardoor had Gélis (onder de levenden) een netwerk van vaste klanten, voornamelijk vrouwen, kunnen opbouwen. Natuurlijk waren er ook wel wat mensen die hem niet wilden geloven.

Naast een goede afwikkeling van de financiële zaken, vervulde de dodencultus een belangrijke functie bij het aanhouden van de gezinsbanden. De schimmen van de overledenen bleven zich bemoeien met de gang van zaken in het huishouden. Zo liet de schim van een vriendelijke en attente echtgenoot, via bemiddeling van Gélis, aan zijn vrouw weten dat hij graag zou zien dat ze hertrouwde met een eerzame man. Er waren ook wederzijdse verplichtingen. Een gezin kon het einde van een rouwperiode bespoedigen door de dode te helpen bij het vinden van zijn uiteindelijke rustplaats. Wanneer de familie missen liet lezen voor de overledenen was dat een win-winsituatie: de doden zagen hun vermoeiende dooltijd verkort, en de levenden konden zo voorgoed van hun doden afkomen, want die werden op den duur lastig. Als het nodig was lieten de doden via Gélis aan de familie weten dat er wel weer eens missen gelezen mochten worden. Dat was niet gratis natuurlijk, daar hadden vooral de priesters baat bij. Zij zagen de folkloristische dwalingen graag door de vingers en gaven Gélis tien procent provisie.

Daarnaast was er ook risico als de positie van armier zo maar zou vervallen. De mensen zouden bijvoorbeeld zelf contact met geesten gaan zoeken, met alle gevolgen van dien. Gélis werkte discreet en betrouwbaar en hield zich strikt aan zijn beroepsgeheim. Hij verrichtte zijn werkzaamheden tot volledige tevredenheid van zijn dode en levende klanten. Soms deed hij zelfs dienst als mediator tussen de ene en de andere dode. Hij stond met iedereen op tamelijk vertrouwelijke voet. Toch is het slecht met hem afgelopen, rond 1325 viel ook het doek voor de laatste Katharen. De Inquisitie doet niet aan gedogen.
 

 
Bron:
Emmanuel Le Roy Ladurie
Montaillou
Uitgeverij Bert Bakker, 1986 (14e druk)

donderdag 24 oktober 2024

Karma to burn?


Veel religies moedigen hun gelovigen aan regelmatig ‘goede werken’ te verrichten om zodoende eventuele zonden uit het verleden enigszins of ruimschoots te compenseren. Dat zou dan heilzaam zijn voor de toekomstige positie in een hiernamaals of wellicht een volgend leven. Maar ook niet-gelovigen kunnen de neiging hebben om, misschien door schuldgevoel gedreven, hun goede en slechte daden wat in balans in te brengen. Je weet immers maar nooit.

Boeddha maakte ook gebruik van vrijgevigheid. In het eerste hoofdstuk van De Diamant Sutra gaat hij in de stad Shravasti van deur tot deur om voedsel te bedelen. Misschien ook wel om de bewoners de gelegenheid te geven tot een positief gebaar. Toch lees ik in dezelfde tekst dat dit allemaal maar betrekkelijk is, goedheid, goede daden, beloning. Je kunt oneindig veel meer verdienste verzamelen door onderricht te begrijpen en dat effectief aan anderen uit te leggen.

In De Sutra van Hui-neng worden aalmoezen en offers zelfs nutteloos genoemd. In de preek over de essentie van de geest komt Hui-neng met een, wat hier genoemd wordt, ‘vormloos gedicht’. Hij vindt het een belangrijk stukje tekst, dat vooral gereciteerd en gepraktiseerd moet worden omdat het onmiddellijk de waan en de zonden van kalpa’s (!) zou verdrijven. Verdiensten verzamelen is zinloos, zegt Hui-neng hier, alleen misleide mensen houden zich daar mee bezig. Zij denken het pad te bewandelen, maar doen dat dus niet. Zij verwachten dat op deze manier hun zonden vergeven zullen worden, maar weten niet dat het vergaren van goed karma niets te maken heeft met het verdrijven van zonden. Ze beseffen niet dat de uiteindelijke bron van zonde de drie giftige elementen zijn (begeerte, haat en begoocheling) die rondgaan in hun eigen geest. Dáár moeten we ons van ontdoen. We moeten ons afkeren van het kwade en oprechtheid beoefenen en beseffen wat écht berouw is, ch’an hui.

Ch’an verwijst naar berouw over zonden die gepleegd zijn in het verleden, onder invloed van begoocheling, onwetendheid, arrogantie, oneerlijkheid, afgunst, jaloezie en zo meer. Dat kunnen we dan achter ons laten. Hui is het deel van berouw dat verwijst naar ons toekomstig gedrag. Het is geen berouw ‘vooraf’, maar een kwestie van voorkomen. We moeten plechtig beloven in de toekomst alle slechte daden achterwege te laten en nooit meer te zondigen. ‘Gewone mensen’ beseffen dit niet, ze plegen al weer nieuwe zonden voordat de oude vergeven zijn. Dat kan nooit berouw zijn natuurlijk, vindt Hui-neng.

Berouw hebben en nieuwe zonden vermijden zou het (vrijblijvend) uitdelen van aalmoezen niet in de weg hoeven staan, denk ik dan, maar dat laat Hui-neng hier verder in het midden.

Goede werken verrichten en flink doneren (aan de Kerk) heeft ook een belangrijke plaats in de Rooms-katholieke geloofsleer. De beloning volgt dan in het hiernamaals, met een korter verblijf in het vagevuur. Voordat je deel kan nemen aan de hemelse zaligheid namelijk, moet je eerst gezuiverd worden van nog niet voldane schuld. Die zondeschuld wordt afbetaald door verblijf in het vagevuur. Protestanten zien dat weer anders. Leven in het hiernamaals wordt door God uit genade geschonken op basis van geloof van de mens. Zondeschuld wordt uit genade vergeven en niet door het verrichten van goede werken.

En wat staat er in het Bardo Thödol? Er is sprake van een oordeel in de bardo van wording, ook al doe je dat zelf. Al je goede daden worden met witte kiezelstenen uitgeteld, en alle slechte daden met zwarte kiezelstenen. Je onafgewerkte karma presenteert zich hier als een angstwekkend wezen: Yama (de Heer van de Dood) die je komt oordelen. Je beleeft hem als een afzonderlijk wezen, maar in feite is hij het zelf dat zich een spiegel voorhoudt. Een onbarmhartig moment met een genadeloze analyse.
 

zaterdag 12 oktober 2024

Levende wezens in je geest

De vorige blogpost ging over de ketters van Montaillou, dit keer wil ik het weer hebben over zenpatriarch Hui-neng. Er is een bruggetje, want ooit werd ook zen als een soort ketterij beschouwd, een oneerbiedige doctrine die onderwees dat er een speciale overbrenging buiten de soetra’s bestaat. Hui-neng (638-713) benadrukte dat we het pad op eigen kracht moeten volgen. Een mooi voorbeeld daarvan vond ik in De Sutra van Hui-neng. In dit boekje staan behalve een korte autobiografie ook enkele diepzinnige lessen.

In hoofdstuk 6 preekt Hui-neng over de essentie van de geest. We moeten onze dharmakaya verwerkelijken, de Boeddha in onze geest realiseren en onszelf bevrijden. Hui-neng vertelt hoe wij onze geest kunnen bevrijden van de smet van misdaden, boosheid, jaloersheid, hebzucht, valsheid, diefstal en haat. Hij vervolgt met een gedicht over berouw over ons gedrag in zowel verleden als toekomst, daarna volgen de vier grote beloften.

Als eerste moet zijn publiek (wij) beloven een oneindig aantal levende wezens in onze geest te bevrijden. Dat klinkt raar, maar ook weer niet. Boeddhisten geloven dat alle dingen alleen maar verschijnselen zijn die door de geest worden voortgebracht. Hui-neng legt uit wat deze belofte ‘een oneindig aantal levende wezens bevrijden’ betekent. In ieder geval niet dat hij, Hui-neng, ze zal bevrijden. En wie zijn dat dan, die levende wezens in onze geest? Hij noemt de misleidende geest, de verraderlijke geest, de boosaardige geest en nog veel meer van dat soort geesten. Dat zijn die levende wezens. Iedereen moet zichzelf bevrijden door de essentie van de geest. Dan is er sprake van echte bevrijding. Die onwetende, misleidende en ergerlijke wezens in onze geest worden bevrijd door het juiste inzicht. Daarmee (plus prajna-wijsheid) kunnen de door hun opgeworpen obstakels verwijderd worden, zodat iedereen in staat is zichzelf op eigen kracht te bevrijden.

Hui-neng heeft niks met ‘anderen’, eigenlijk bestaan ze niet eens. Zelfs het oneindig aantal te bevrijden ‘levende wezens’ is slechts een dwaling in je eigen geest. Tekortkomingen van anderen moeten we negeren, lazen we al eerder. We moeten onverschillig zijn wat betreft hun goede en slechte daden, kwaliteiten of zwakheden. Bemoei je met ‘je zelf’ en besef dat ook die een illusie is.
 


 
Bron:
De Sutra van Hui-neng
vertaling Wong Mou-lam, 1929
Ankh-Hermes, 2001

zaterdag 5 oktober 2024

Een grote tuin van liefde

De hemel van… Montaillou

(De hemel van… Afl. 27)

Vorig jaar overleed de Franse historicus Emmanuel Le Roy Ladurie. Hij is vooral bekend door zijn boek (gebaseerd op een inquisitie-dossier van de rooms-katholieke kerk) over het ketterse dorpje Montaillou in de Pyreneeën in de periode 1294-1324. De leef- en denkwijze van de bewoners, voornamelijk boeren en herders, werd bij het grondige onderzoek van de inquisitie uitzonderlijk goed gedocumenteerd. Rond 1325 was het definitief afgelopen met deze (laatste?) Katharen.

Het katharisme was een christelijke ketterij met invloeden uit onder andere de volkscultuur. Hiernamaals en geestenwereld speelden een grote rol, ook in het dagelijks leven. De herders en de boeren rond Montaillou waren vooral op zoek naar een hiernamaals waar hun ziel eeuwige rust zou vinden. Maar de reisroute naar hun hemel was een andere dan de ‘officiële’, voorgeschreven door de Kerk. Vandaar ook het fatale conflict met de inquisitie.

Voor een kijkje in de kathaarse hemel moet je eigenlijk ook hun versie van de zondeval kennen. Een prachtige mythe, die start met een gat in het paradijs, waardoor zielen als een sneeuwbui op aarde vallen, aangetrokken door de duivel. God merkt daar eerst niets van, maar is daarna stomverbaasd en kwaad, en zet snel zijn grote voet op het hemelse gat. Maar wel enigszins te laat, want een groot aantal zielen was al uit het paradijs getuimeld. Op de aarde zijn zij voortaan de prooi van vrouwelijke listen en gedupeerd met een lichaam van menselijk vlees, door de duivel toebereid.

Op dat moment begint de eerste fase van een cyclus: de zielsverhuizing. Op het moment van overlijden verlaten de geesten en/of zielen hun menselijke lichamen, en gaan (gekweld door vuurspuwende duivels) zo snel mogelijk op zoek naar een ander lichaam. Ze willen reïncarneren in een foetus van een dier of een mens. Met een aantal van deze incarnaties hebben de zielen kans om de cirkel weer rond te krijgen. Als ziel van een perfectus (kathaarse elite, een reine) bijvoorbeeld, gaan ze eindelijk weer terug naar het paradijs.

Als op deze manier alle goede geesten en zielen weer teruggekeerd zijn in het paradijs, zijn er geen rechtvaardige mensen meer over op aarde. Die verliest dus alle betekenis en dat maakt het einde van de wereld mogelijk. De aarde wordt de hel. De vier elementen verenigen zich, de hemel valt op de aarde, zon en maan doven uit. Het vuur laat de zee branden, die verheft zich tot een vloedgolf en blust het vuur. De aarde is dan een meer van pek en zwavel.

En hoe zit het met de hemel? Dat lijkt een knusse aangelegenheid te worden voor de gelovige bewoners van Montaillou. Allereerst wordt er op die laatste aardse dag gedanst, waarbij alle ongelovigen vertrapt worden. De rechtschapenen zijn voortaan als broeders bijeen, hun zielen verblijven in het paradijs. Dat is een grote tuin van liefde, een moederschoot waar iedereen gelijk is en alles eerlijk verdeeld wordt. Iedere ziel krijgt dezelfde portie goeds en geluk, er is eenheid, iedereen houdt van elkaar ‘zoals elke ziel de ziel van zijn vader of zijn kinderen beminde’.

Nogal een lokale situatie lijkt mij, deze hemel waar de inwoners van Montaillou in harmonie verenigd zijn. Gezellig onder ons in een harmonieus huishouden. Sociale opvattingen in plaats van de gebruikelijke religieuze voorstellingen. Geen woord over welk visioen van godzaligheid dan ook.
 


Bron:
Emmanuel Le Roy Ladurie
Montaillou
Uitgeverij Bert Bakker, 1986 (14e druk)

donderdag 3 oktober 2024

Doodleuk?


Peter de Wit (1958) is vooral bekend door zijn strip Sigmund, maar hij doet nog meer, cartoons tekenen bijvoorbeeld.


Sigmund is al geen echt vrolijke strip, eerder cynisch, maar De Wits cartoons zijn ronduit naargeestig. Het ligt niet aan de onderwerpen (dood, sterven, crematies), ze zijn gewoon niet grappig en meestal behoorlijk bot.


Niet iedereen zal er zo over denken, en daarom is er nu een klein album uitgekomen, getiteld doodleuk. En in Amsterdam is op dit moment in tot zover (het ‘Nederlands uitvaart museum’) een expositie ingericht met schetsen en tekeningen van Peter de Wit ‘met schrijnende situaties en herkenbare scènes, waarbij de cartoons ons onvermogen bij tragiek benadrukken’. De Wit maakt ook tekeningen voor de Nederlandse Vereniging Voor een Vrijwillig Levenseinde.

De expositie kun je nog zien tot 26 januari 2025.

(Okay, deze vind ik wél leuk.)

maandag 30 september 2024

National Ghost Hunter Day


Deze kalenderdag (USA) schijnt echt te bestaan, maar dan als National Ghost Hunting Day™ sinds 2016 op de laatste zaterdag in september. Dit jaar was dat dus 28 september. Het lijkt mij dat hier weer flink geld verdiend wordt met iets heel vaags.

vrijdag 13 september 2024

Hogere vaardigheden

bron afb: joop-a.van dam

Op een literair weblog las ik een column waarin gepleit werd voor de afschaffing van het schrijfonderwijs. Ik dacht eerst aan satire, maar nee, de columnist leek toch behoorlijk serieus. Rekenen hoeft ook al lang niet meer, en wie houdt er nu (na zijn schooltijd) de schrijfvaardigheid op peil? Niemand toch zeker. Daar is nu juist die AI zo handig voor. Ter illustratie van zijn ‘gelijk’ liet de columnist ChatGPT zijn tekstje herschrijven. Die had dat in 20 seconden voor elkaar. Voordeel zou zijn dat de leerlingen hun kostbare tijd en energie nu konden richten op het ontwikkelen van ‘hogere vaardigheden’, zoals kritisch denken en probleemoplossend vermogen, en op het bedenken van ideeën. Natuurlijk zette dit provocerende verhaal mij aan het denken. Het toch al lage niveau van onderwijs in Nederland, het gebrek aan parate kennis (want internet). En nu dit weer.

En ik dacht aan toepassing op blogs, dat gebeurt waarschijnlijk al op grote schaal. Het stemde mij treurig. Wat een armoede, wat een gebrek aan creativiteit. Blog dan niet. En wat kon het betekenen voor dit blog, mijn blog? Zoals vermeld op de introductiepagina, is in-tussen ‘het blog dat ik zelf graag had willen lezen, maar wat niet bestond’. Daarom schrijf ik deze stukjes voor mijzelf. Maar dan kan ik toch net zo goed ook een of ander AI programma opdracht geven zo’n stukje te schrijven over een specifiek onderwerp wat mij op dat moment interesseert? Wat een tijdbesparing zou dat opleveren!

Maar.
Ten eerste heb ik al eerder geconstateerd dat AI info niet altijd correct is, satire wordt niet herkend, er is geen bronvermelding. 
Belangrijker nog is dat al mijn plezier rond dit blog zou verdwijnen. Al die ‘tijdrovende’ bezigheden zijn juist het leukst. Het voorbereiden, boeken en artikelen lezen, conclusies trekken, verbanden leggen, nadenken, nog meer nadenken, ontdekken, het schaven aan een stukje enzovoort enzovoort. Voor mij zit de lol (en vooral het nut) niet in het lezen van het eindresultaat, maar het werken daaraan. Ook hier: het pad is het doel.

zaterdag 7 september 2024

Nog meer gelukzaligheid

Ik blijf nog even hangen in gelukzaligheid (als onderwerp). Het wordt ook genoemd in een tekst die bekend staat als “Het laatste testament van Longchenpa”.
 
Longchenpa (1308-1364/69) verheugt zich hier op zijn dood, of eigenlijk het hiernamaals. Hij zal zijn “intrek nemen in het bolwerk van de grote gelukzaligheid”. 
Dit roept bij mij vragen op. Een zeer belangrijke leraar uit het Tibetaans boeddhisme streeft hier kennelijk niet naar bevrijding door op te gaan in het Heldere Licht, maar handhaaft een vorm van bewustzijn dat (na realisatie van zelfloosheid?) grote gelukzaligheid gaat ervaren in een veilige ruimte/toestand. 
Is hier sprake van tukdam? Is er verwarring ontstaan door de vertaling?
 
 
Het laatste testament van Longchenpa:

Aan een wolkenloze avondhemel staat de volle maan,
‘De Heer van de Sterren’, op het punt op te komen…
Het gezicht van mijn mededogende heer, Padmasambhava,
Trekt mij naar zich toe, en straalt zijn teder welkom uit.
Mijn vreugde in de dood is vele malen groter
Dan de vreugde van kooplui over hun onmetelijke fortuinen,
Of de triomf der goden die zich beroemen op hun overwinningen,
Of het geluk der wijzen die de extase van volmaakte absorptie
zijn binnengegaan.
Net zoals een reiziger die op weg gaat wanneer de tijd is gekomen,
Zo zal ik niet langer in deze wereld verwijlen,
Maar mijn intrek nemen in het bolwerk van de grote gelukzaligheid,
voorbij de dood.

(Vertaling uit het Engels: Rigpa vertaalcollectief)

 

Bron:
Sogyal Rinpoche
Dagend inzicht
Servire, 1995

zondag 1 september 2024

Zuiverheid en de essentie van de geest

De interviews van Duncan Trussell in zijn podcast verlopen vaak erg chaotisch. Toch levert het vaak iets op, althans voor mij. Dat was ook weer het geval bij zijn gesprek met Robert Thurman. Na zo’n drie kwartier gewauwel over politiek (wat naar mijn mening niet in deze podcast thuishoort) slaagde Trussell er in om het interview alsnog een boeddhistische wending te geven. En aan het slot riep Thurman nog iets over onze basis ‘realiteit’ die (in tegenstelling tot het leven=lijden uit de vier edele waarheden) uitermate plezierig en vreugdevol is. Gelukzalig, zeg maar.

Dit trof mij, want iets dergelijks (maar dan anders) was ik ook net tegengekomen in het boekje De Sutra van Hui-neng: ‘De essentie van de geest is intrinsiek zuiver, laat dit nu voor eens en voorgoed tot je doordringen.’ De zenpatriarch roept ons op dit zelf te beoefenen en (zo) op eigen kracht het Boeddhaschap te verwerven. Zijn subtip is hier: houdt je geest onverstoorbaar, laat je vooral niet meeslepen door de omstandigheden, met als sub-subtip: negeer de tekortkomingen van anderen. Wees onverschillig wat betreft hun goede en slechte daden, kwaliteiten of zwakheden.


Hui-neng (638-713), de Zesde Patriarch van Zen in China, wordt vaak beschouwd als dé geestelijke vader van de zentraditie. Hij neemt in de geschiedenis van Zen een unieke plaats in omdat hij sterk benadrukte dat men vooral door prajna de verlichting bereikt, en niet alleen door de absorptie in het stil neerzitten (dhyana). Als arme ongeletterde houthakker zou Hui-neng de verlichting bereikt hebben toen hij iemand de Diamant-Sutra hoorde opzeggen. De Sutra van Hui-neng (ook: Platform Sutra) bevat een korte autobiografie en enkele diepzinnige lessen, en is net als de Diamant Sutra een centrale lering van de Boeddhistische traditie.

Hui-neng benadrukt overigens dat we ook weer niet moeten vastlopen in al die zuiverheid. Aandacht besteden aan de geest en aan zuiverheid is namelijk een struikelblok op het pad. Want de geest is voornamelijk misleidend, een illusie, we moeten we er geen aandacht aan besteden. En ook niet aan zuiverheid dus. Zoals gezegd: onze ware aard is intrinsiek zuiver, en als we erin slagen alle begoochelingen van ons af te schudden, dan zal er in onze aard niets dan zuiverheid zijn, omdat het onze illusies zijn die tathata (‘zo-heid’) verbergen. Als we onze geest speciaal gaan opdragen aandacht te besteden aan zuiverheid, dan creëren we alleen maar een extra illusie, namelijk de illusie van zuiverheid.

 
 
 
Bron:
De Sutra van Hui-neng
vertaling Wong Mou-lam, 1929
Ankh-Hermes, 2001

zondag 25 augustus 2024

Zelfloosheid en gelukzaligheid

In het Bardo Thödol kun je lezen over Het Heldere Licht, dat verschijnt op jouw sterfmoment. Maar volgens de Tibetaans-boeddhistische literatuur zou je daar ook een flits van kunnen ervaren bij niezen, flauwvallen, slapen en seksuele gemeenschap. Dat komt, zo vertelt de dalai lama in de vorige blogpost, omdat je sterke zelfgevoel op deze speciale momenten een beetje minder sterk is. In verband met deze bereidheid onszelf te verliezen, noemt zijn gesprekspartner Joyce McDougall slapen en orgasme hier zelfs “veredelde vormen van sterven”.

Maar het omgekeerde kan ook nog. Realisatie van zelfloosheid kan leiden tot ‘orgastische gelukzaligheid’, schrijft Robert Thurman in een voetnoot bij een van de Gebeden voor de tussenstaat in zijn Tibetaanse Dodenboek. (Om precies te zijn, bij een van de verzen van Het gebed om verlossing van de engten van de tussenstaat:)

Als ik in het cyclische bestaan ronddool, voortgedreven door krachtige instincten,
mogen de Heldhaftige Wetenschappers me leiden op het pad van het heldere licht van orgastische wijsheid!
Mag hun beste groep van partner-engelen me in de rug steunen,
me van de gevaarlijke engten van de tussenstaat verlossen
en me naar het volmaakte Boeddhaschap leiden!


Thurman heeft een nogal eigenzinnige en uitbundige manier van vertalen, die ik steeds meer ga waarderen. In zijn voetnoot legt hij eerst uit waarom hij de Sanskrietterm Vidyadhara (letterlijk ‘kennishouder’) in dit geval vertaalt als Heldhaftige Wetenschapper.  De term verwijst naar de wetenschappers van de geest van het oude India en Tibet, zegt hij. Ze dragen geen witte jassen en hun laboratoria bevinden zich in de innerlijke werelden, alleen toegankelijk door het beheersen van de geest en de mentale factoren. Toch zijn ze de wezenlijke wetenschappers van die niet-materialistische beschaving geweest.

Vervolgens over het Tibetaanse lhan skyes (Sanskriet: sahaja), dat letterlijk betekent ‘geproduceerd door verbinding’. Thurman vertaalt het als ‘orgasme’ of (bijvoeglijk) ‘orgastisch’, terwijl het vaker wordt vertaald als ‘aangeboren’ of ‘natuurlijk’. Maar deze termen vindt hij te algemeen, omdat het specifiek verwijst naar die grote gelukzaligheid van het smelten van zelf-gewoonten die uit de realisatie van zelfloosheid voortkomt en die een gelukzaligheid is waarvoor de wereldlijke metafoor de seksuele gelukzaligheid is. De term ‘orgastisch’ mag in eerste instantie dan misschien schokken, ze is een schot in de roos voor deze totale, orgastische gelukzaligheid die het gewone leven en dood volkomen overstijgen door de onvoorstelbare wijsheid van zelfloosheid.

Hier hetzelfde vers nog eens, maar in de vertaling van Chögyam Trungpa:

Wanneer ik gedreven door sterke onbewuste neigingen voortga in samsara,
Op het stralend lichtend pad van de ingeboren wijsheid,
Mogen de vidyadhara-krijgers voor mij uit gaan,
Hun gezellinnen, de schare van dakini’s, achter mij komen;
Helpt mij het gevaarvolle pad van de bardo te gaan,
En leidt mij naar de volmaakte Boeddhastaat.

Robert Thurman vindt de Gebeden ontzettend belangrijk. Volgens hem vormen ze de ruggengraat van het Bardo Thödol, het kernprogramma van het gehele proces. Er wordt doorheen heel het Bardo Thödol regelmatig aan gerefereerd. De verzen worden (als onderdeel van de tekst) gereciteerd voor de overledene in de bardo. Of, beter nog, tijdens leven alvast uit het hoofd geleerd.

Dit gebed (om verlossing van de engten van de tussenstaat) volgt de volgorde van de ervaringen in de tussenstaat van de realiteit (bardo van dharmata), door te bidden dat alle elementen van het gewone bestaan (hier gepersonifieerd als boeddhavormen en wijsheidwezens) veranderen in onderdelen van de bevrijding (transformatie van de vijf vergiften).

 
 
bronnen:
Robert A.F. Thurman
Het Tibetaanse Dodenboek
Altamira-Becht 2006, 2e druk
 
Francesca Fremantle en Chögyam Trungpa
Het Tibetaans Dodenboek
Servire 1991