Ilse
Dorren zegt daarover:
“Men kan
er over redetwisten of ze nu bij het Tibetaanse
Dodenboek horen of niet. Toen Lama Kazi Dawa-Samdup het Bardo Thödol vertaalde, maakte hij
gebruik van een manuscript uit de achttiende eeuw. Omdat er één blad aan
ontbrak en bovendien geen tekststudie serieus mag heten zonder
vergelijkingsmateriaal, leende hij een blokdruk van het dodenboek bij de
befaamde Tibetkenner dr. Johan van Manen (vooraanstaand theosoof,
1877-1943 -RR). Omdat alle vergelijkbare teksten letter voor letter
overeenstemden, won het geheel natuurlijk duidelijk aan betrouwbaarheid. De
aanroepingen, het gebed om leiding, de wortelverzen en de epiloog kwamen wel in
het manuscript, maar niet in het blokboek voor. De monniken die het dodenboek
reciteren, moeten de zoëven genoemde teksten wel kennen.”
De
boeddhistische iconografie is vaak niet bepaald consequent en daarom heeft Kazi
Dawa-Samdup zich in zijn vertaling verschillende vrijheden veroorloofd ten
opzichte van de oorspronkelijke tekst. Waarschijnlijk zijn de meeste van deze
veranderingen door hem aangebracht om het systeem van overeenkomsten van godheden en
vooral de symbolische kleuren in overeenstemming te brengen met systemen
aangetroffen in andere teksten (bron: Francesca Fremantle).
Amitabha |
In De gebeden voor de tussenstaat worden boeddha’s
en bodhisattva’s te hulp geroepen en om bescherming gevraagd, maar ze staan ook
vol ‘goede voornemens’ met betrekking tot de reis door de bardo’s. Trungpa
noemt ze in zijn boek inspiratiebeden,
“genomen uit de verzameling termateksten die zijn gelieerd aan de Bardo Thödol. Alle worden ze in de Bardo Thödol genoemd als
toewijdingsoefeningen, en verscheidene verzen ervan worden aangehaald als deel
van de instructies die aan de overledene worden gegeven. Het Tibetaanse woord
‘mölam’, dat meestal eenvoudigweg wordt vertaald als gebed of bede, betekent
letterlijk ‘wenspad’. Het is niet een gebed dat tot een god buiten ons gericht
wordt, maar een methode om de geest te zuiveren en te richten. Het werkt
inspirerend doordat het het verlangen naar het goede dat de geest eigen is
prikkelt, waardoor wordt bevorderd dat de geest zijn eigen bestemming bereikt.”
Robert Thurman
geeft de gebeden en verzen een ereplaats voorin. Hij noemt ze zelfs “de ruggengraat”
van het Bardo Thödol, en “het kernprogramma van het gehele proces”. Volgens
hem zijn ze “bedoeld om uit het hoofd te worden geleerd en bij verschillende
gelegenheden te worden gereciteerd, terwijl men de langere instructies
ontvangt”.
Bronnen:
Ilse Dorren
Ilse Dorren
Tocht
door twee werelden
Mirananda,
1985
Francesca
Fremantle & Chögyam Trungpa
Het
Tibetaans Dodenboek
Servire,
1991
Robert
A.F. Thurman
Het
Tibetaanse Dodenboek
Altamira-Becht,
tweede druk 2006