zondag 28 april 2024

Wat is leven?

In 2014 verscheen Wat is leven?; Queeste van een bioloog, door Arjen Mulder (1955). Het is het relaas van een persoonlijk zoektocht, die in gang werd gezet door de dood van zijn vader en de geboorte van zijn zoon. Veel namedropping hier. Mulder voert filosofen, geleerden, ontdekkingsreizigers, schrijvers en geliefden op om mogelijke antwoorden te krijgen. Het resultaat is zijn verslag van hoe het is om mens te zijn, en je leven te delen met planten en dieren en natuurlijk de medemens.

Biologie wordt doorgaans ingedeeld bij de exacte vakken, maar voor Mulder is het net zo goed een geesteswetenschap. Niet omdat het leven in diepste wezen een psychisch proces zou zijn, en alles wat leeft bezield met bewustzijn, maar omdat er zonder leven geen ziel is. En ook geen bewustzijn, intelligentie, gevoel of intuïtie. Mulder vindt leven een proces waarin de materie geest voorbrengt, en zichzelf slimmer, gevoeliger en bewuster maakt. Het is datgene in ons wat voorkomt dat we ‘samenvallen met onszelf’, het besef (en ook wel illusie, vindt Mulder) dat je meer bent dan jezelf alleen. Er is ook nog de buitenwereld, het ‘elders dan in jezelf’, waar je kunt zijn dankzij het vermogen dat leven is. Je bent waar je blik zich bevindt, waar je oog op gericht is. En kijken doe je met meer dan je blik alleen. De fundamentele gerichtheid op elders noemt hij de ziel.

Het boek begint met bespiegelingen over de dood. Mulder heeft bijvoorbeeld grote achterdocht wat betreft bijna-doodervaringen, volgens hem een gevaarlijke valstrik van de natuur. Hij beschrijft het sterfbed van zijn vader, en de familie daaromheen. Hoe zij toekijken hoe lichaam en gezicht van de stervende  langzaam in zichzelf wegzakken. “Leven is blijkbaar iets dat je naar buiten doet, het geeft je lichaam volume, je poriën staan ervan open, het houdt je in verbinding met dat wat je zelf niet bent. Als je doodgaat word je wat je achteraf gezien de hele tijd al was. Materie.” Ademen vindt hij ook maar een materieel proces, de verplaatsing van luchtmoleculen van buiten het lichaam naar binnen en weer terug. Het maakt je lichaam niet groter dan het is, want dat doet je leven. Mulder noemt vaak de dingen die het leven doet of mogelijk maakt, maar wat is dan leven? Via het boek van Arjen Mulder zul je er niet achter komen. Het meest interessant vind ik zelf het korte interview met Francisco Varela over het Nu. Misschien later meer daarover.
 
 
 
Arjen Mulder
Wat is leven?; Queeste van een bioloog
Arbeiderspers, 2014

woensdag 24 april 2024

Chill?

 
bron: sigmund.nl

Bioloog Arjen Mulder beschouwt de bijna-doodervaring als een geniepige valstrik van de natuur, maar de jongere in deze cartoon vond het "best chill" allemaal.

Dan is hij waarschijnlijk een uitzondering, want uit recente studies blijkt dat jonge mensen juist vaker bang zijn voor de dood dan ouderen. Er zijn ook meer jongeren dan ouderen die in de hel geloven. Een verklaring zou zijn dat zij meer focussen op negatieve informatie.

woensdag 17 april 2024

De bijna-doodervaring als valstrik

Bioloog Arjen Mulder heeft grote achterdocht wat betreft de bijna-doodervaring (BDE). Het zou namelijk “de val kunnen zijn die de dood voor ons opstelt om ons het leven afhandig te maken en onze ziel uit ons lichaam te trekken”, schrijft hij in zijn boek Wat is leven? (2014). Een interessante gedachte, die je niet vaak hoort.
 
 
Mulder (1955) neemt de verzamelde verhalen over BDE’s niet erg serieus: “een hele mythologie op de grens van nog-levend en al-dood”. Hij somt de bekende elementen van die wonderlijke ervaringen nog eens op. Omlaag kijken naar het eigen lichaam, tunnel en licht, gevoelens van diepe rust en vrede, totale aanvaarding en ontmoetingen met gestorven dierbaren of onbekenden. Het prachtig gekleurde licht en een liefdevol lichtwezen met een fundamentele vraag. Het overzien van het eigen leven en een waardeoordeel, ben je al goed genoeg om te sterven? Dan een hinderlijke barrière tussen dit en een volgend bestaan, en terug weer naar het aardse leven, met vergeefs verzet daartegen. De boodschap dat men helaas terug zal moeten, wordt vaak overgebracht door de verloren dierbaren. Zonder uitleg waarom, als een soort bevel. En dan verder moeten leven met tegenzin, voorgoed veranderd door de ervaring van vreugde, liefde en vrede aan gene zijde. Grote woorden als ‘universele liefde’, ‘goddelijk’, ‘alomvattend licht’, ‘eenheid met al het bestaande’.

Er is de wetenschappelijke ‘verklaring’ dat de BDE veroorzaakt wordt door zuurstofgebrek in de hersenen, maar daar hebben de bijna-doodmensen al helemaal niets aan. Als spirituele ervaringen gelijk opgaan met fysieke verschijnselen, zegt dat niets over aard en waarde ervan. Hun inzicht blijft: de dood is goed, het is beter daar. Maar waarom leven wij dan nog? Waarom hier verder ploeteren als de eenheid daar binnen handbereik ligt? De doodservaring van de teruggekeerden was zo indrukwekkend, dat ze er geen vraagtekens bij kunnen plaatsen. En precies dat is wat Mulder nog het meest verontrust. Want die bijna-doodmensen zijn heus geen onnozelaars, die ‘een bijeffect voor de hoofdzaak aanzien’ (zoals de wetenschappers beweren). Op de grens van leven en dood zijn ze bijna verleid en hadden geen verweer daartegen. Naïef gingen ze in op de invitatie om te sterven, maar werden door hun geliefden teruggestuurd.

Er is geen paranoïde BDE-variant bekend, en Mulder vindt dat raar. Die licht en liefde ervaring aan de overkant zou net zo goed een door de dood opgestelde val kunnen zijn, om ons het leven afhandig te maken en onze ziel uit het lichaam te trekken. En die strenge geliefden zijn dan je redders. In de dood en de aftakeling van een lichaam krijgt de natuur ineens weer de overhand. Daar helpt niets tegen, daar ga je dan. De natuur biedt ons eenheid en universele liefde, maar je moet wel eeuwig doodblijven.

Arjen Mulder noemt in dit verband de Engelse schrijver T.F. Powys (1875-1953). In zijn verhalen worden simpele dorpelingen soms aangesproken door ‘de natuur’, die ze tot zelfdoding probeert aan te zetten. Deze T.F. Powys heeft een vreemd, meewarig oeuvre geschreven. De mensen deugen niet, en de natuur deugt nog minder. Als je denkt bevrijding te vinden, verlies je juist alles wat je hebt. De dood is een list van de natuur om je je leven afhandig te maken, maar tegelijk de enige uitweg uit de misère. Mulder weet niet of Powys zijn lezers in de maling neemt of juist het ultieme inzicht deelachtig laat worden. Bij elke uitnodiging om dood te gaan moet je heel goed opletten. Het is verstandig een tijdje te wachten tot het overwaait, zoals Powys zelf soms weken achtereen deed. En Mulder voegt daar aan toe: “De BDE is geen bewijs dat het aan gene zijde pas echt prettig wordt, maar een teken dat je zo lang mogelijk uit die contreien weg moet blijven: ze schuwen er geen middel om je bij de lurven te grijpen. Ze slaan toe waar je het kwetsbaarst bent – de pijn of benauwdheid waarmee je kampt in je benarde situatie van drenkeling of zieke – en ze onderdrukken die ellende chemisch, waardoor je vrede en opluchting deelachtig wordt. Maar als het werkelijk zo schitterend is na de dood, heeft het geen zin dat wij hier nog leven. En wij zijn er nog steeds, en met steeds meer ook. Dat suggereert dat het leven bedoeld is voor iets anders dan doodgaan, dat er een ander einddoel is.”

Zoveel grimmigheid ben ik tot nu toe alleen nog bij Castaneda tegengekomen. Volgens de sjamaan Don Juan heeft de dood twee stadia. Eerst een oppervlakkige bezwijming met een ervaring van lichtheid, en gevoelens van geluk en compleetheid, alsof alles in de wereld tot rust is gekomen. Maar deze vage toestand verdwijnt al snel en je ontdekt dat je toch weer jezelf bent, waarna je nieuwe regionen binnentreedt, regionen van barsheid en macht. Dit tweede stadium is de werkelijke ontmoeting met de dood. Die barst nu op je los, uit volle macht en in kalme razernij, tot hij je leven in het niets oplost.

 
Arjen Mulder
Wat is leven?; Queeste van een bioloog
Arbeiderspers, 2014

maandag 8 april 2024

Dier en ziel


Volgens deze cartoon gaan dieren rechtstreeks naar ‘de hemel’. Veel mensen zullen het daar (heimelijk) wel mee eens zijn, al hangt dat natuurlijk wel af van de aaibaarheid van hun lievelingen. De rest schuiven ze net zo makkelijk de oven of braadpan in.

Hebben dieren dan ‘een ziel’? Architect H.P. Berlage, onderwerp van de vorige blogpost, was daar stellig van overtuigd. (Maar planten werden door hem toch net iets hoger aangeslagen). En in de film Samsara van de Spaanse regisseur Lois Patiño reïncarneert een zieke vrouw in Laos als een geitje op Zanzibar. 

De dierenwereld is een van de zes bestaansrijken (bewustzijnstoestanden) waar je in terecht kunt komen. Het staat niet bepaald hoog aangeschreven. In het Bardo Thödol komt deze bestaanswereld twee keer ter sprake. Helemaal aan het eind als de overledene 'gefaald' heeft, en door de enorm dwingende kracht van karma toch een wedergeboorte moet accepteren. Hij kan dan nog proberen een gunstige moederschoot te kiezen. Als hij als dier geboren dreigt te worden, ziet hij in een soort mist holen in de grond, grotten en strohutten. Niet binnengaan, is hier het advies. 

De dierenwereld wordt voor het eerst genoemd op de zevende dag in de bardo van dharmata. Dat is een vreselijke en intense dag vol angstaanjagende verschijningen, verschrikkelijk kabaal en priemende lichten. Het is onverdraaglijk en daarom wil de overledene wegvluchten naar het aantrekkelijk milde groene licht van het dierenrijk. Trap daar niet in! Het Bardo Thödol is duidelijk. Want je zult vallen en in een door onwetendheid gedomineerde bestaanswereld terechtkomen. Daar zul je de oneindige ellende van domheid, verdoving en slavernij ondergaan, zonder ook maar enige kans op ontsnapping. Ook hier beter van niet dus. 

maandag 1 april 2024

Plant en ziel

De Nederlandse architect en stedenbouwkundige H.P. Berlage (1856-1934) maakte in 1923 een reis naar Indonesië (toen nog Nederlands-Indië). Hij hield daar lezingen en gaf bouwadviezen aan gemeenten, o.a. Batavia. Tijdens deze reis hield hij een dagboek bij, dat in 1931 gepubliceerd werd. Op 16 maart beschrijft hij een gelukkige dag. Aankomst in Colombo en door de patrijspoort werpt hij een eerste snelle blik op “een Indische stad”. Voor hem een “Openbaring van landschappelijke aard, omdat de plantengroei in het Oosten alles overheerst. Het landschap wordt er gekarakteriseerd door de plant; haar groen, en welk een groen, in alle mogelijke variëteiten is daarin beslissend.”

Veel mooi groen dus, daar in Colombo. En het ligt over alles heen gespreid, schrijft Berlage. Geen stukje of topje van de ondergrond is nog te zien, evenmin als een overgang van de groene kust naar zee. De eilanden drijven als “groenboeketten” op het water, en Berlage noemt in dit verband Multatuli’s vergelijking met een ‘gordel van smaragd’. Aan boord wordt genoten van het boek Indienfahrt (1916) van de Duitse schrijver Waldemar Bonsels (in 1912 ook nog de bedenker van Maja de bij!). Behalve “een prachtige inleiding tot de geheimzinnige Indische geest”, verbeeldt Bonsels in zijn boek treffend de heerschappij van dieren (hier een koningstijger) en de tijd dat die nog alleen op aarde leefden. Maar Berlage zelf zou deze waardigheid eerder aan de plant willen toekennen, “die als oerbegin van alle leven toch zeker het eerstgeboorterecht bezit.” Hij benoemt haar majesteit en stelt dat de plant (evenals het dier) een ziel bezit, “Dat zal toch geen bioloog meer durven ontkennen”, voegt hij daar ferm aan toe.

In de dagboeknotities volgt nog een jubelgedicht op de natuur (van Java), en er is een “eerste rit in de nieuwe omgeving naar de Boeddhistische tempel, ter kennismaking met die categorie der bouwkunst.” Berlage vindt het gebouw teleurstellend gerestaureerd.

 
Plant en ziel, ik vind het wel een sympathiek idee. Bij planten denk ik (zeker in het voorjaar) ook aan kracht, drang, energie. Dus waarom geen “bewustzijn”? Maar de stellige overtuiging dat ‘de plant’ een ziel bezit had ik bij een rationalist als H.P. Berlage niet verwacht. Misschien had hij op deze reis wat animistische ideeën opgepikt, zoals die op bepaalde Indonesische eilanden (bijvoorbeeld Soemba) voorkomen. Of misschien was Berlage theosoof? Daar kan ik geen aanwijzingen voor vinden. Waarschijnlijk is hij geen lid geweest van een dergelijke vereniging, maar wordt wel vaak genoemd en zelfs geclaimd hier en daar. In 2004 verscheen “Het Web der Schepping. Theosofie en kunst in Nederland van Lauweriks tot Mondriaan”, een dissertatie van Marty Bax (1956). Zij verdiepte zich in de relatie tussen kunst en westerse esoterie rond 1900. Bax toont aan dat de theosofie destijds veel Nederlandse kunstenaars en architecten heeft beïnvloed. Via de kunstacademies werden deze ideeën naar een breed publiek gecommuniceerd. Ook kunstenaars en ontwerpers, die zelf geen neiging hadden om lid van een loge te worden, werden zo beïnvloed door hun collega’s. Architect H.P. Berlage wordt door Bax een “freischweber” genoemd, die duidelijk door esoterische ideeën werd beïnvloed.

 

H.P. Berlage 
Mijn Indische reis; gedachten over cultuur en kunst
W.L. en J. Brusse’s Uitgeversmij, 1931