zondag 31 januari 2021

Bardo Thödol: voorlezen op het sterfmoment

Het Bardo Thödol is (eigenlijk) bedoeld voor “yogi’s met gemiddelde vermogens”. In de tekst wordt regelmatig verwezen naar yogabeoefening. Volgens de yogatheorie hebben wij, behalve een fysiek organisme, ook een pranisch lichaam. Dat is het totaal aan energie waardoor een mens bezield wordt.

Prana (basisenergie, levensenergie) stroomt door talloze fijne kanalen, die zich verenigen tot grotere vaten. Midden door het lichaam lopen de drie belangrijkste kanalen: het centrale energiekanaal, met rechts en links een kanaal voor respectievelijk positieve en negatieve krachten. Met negatief wordt hier bedoeld: vormgevend (maar dus ook beperkend). De positieve energie is creatief en tegelijk verwoestend. Als deze beide krachten zich aan het uiteinde van hun kanalen verenigen, en de dualiteit van positief en negatief is versmolten tot één geheel, ontstaat er een  soort flauwe afspiegeling van het heldere licht. De nu gevormde oerkracht stijgt door het centrale kanaal omhoog. Er zijn bepaalde meditatietechieken waarbij een yogi die vitale stroom, het slangenvuur (kundalini), naar buiten kan laten breken.

Iets dergelijks gebeurt ook op het sterfmoment. Daarom is het van groot belang dat de instructies van het Bardo Thödol op het juiste tijdstip voorgelezen worden. De tekst hamert er op dat dit nauwkeurig gebeurt, ‘in de periode tussen het ophouden van het ademen, en het tot stilstand komen van de polsslag in de aderen’. Want juist op dat moment gebeurt er van alles met het fysiek organisme en met het pranisch lichaam.

Als de uiterlijke ademhaling stopt, lost de prana op in het centrale energiekanaal en straalt de helderheid (het heldere licht) ‘duidelijk en vrij van verwikkelingen’ in het bewustzijn. De ‘innerlijke adem’ blijft nu ongeveer ‘even lang als het duurt om een maaltijd te eten’ binnen in het centrale energiekanaal. NU moet het voorlezen plaatsvinden, voordat de prana wordt omgekeerd en door het rechter of linker energiekanaal ontsnapt, waardoor de bardostaat zich plotseling voordoet, en de visioenen van de bardo uitnodigend opkomen.

Het Bardo Thödol adviseert op dit punt een nogal krachtdadig hulpmiddel om de samenvloeiing van positieve en negatieve krachten doelbewust te sturen. Als de ademhaling stopt, wordt de stervende in leeuwhouding (met rechterzijde op de grond) gelegd, en de twee kloppende aderen in de hals worden dichtgedrukt. Zo wordt de bloedtoevoer naar de hersenen en daarmee de zuurstoftoevoer geblokkeerd, en de dood op milde wijze bespoedigd. Angstige gedachten stoppen, en de stervende wordt helder. Hij kan nu bewust de levensstroom laten ontsnappen. In plaats van omkeren in het centrale energiekanaal, zal de prana nu via de brahma-opening (fontanelopening vooraan de kruin van het hoofd) naar buiten gaan. De ziel, die in deze levensdruppel van subtiele energie is belichaamd, wordt op dezelfde manier uitgeworpen als in de beoefening van phowa.

 

Bronnen:  
Francesca Fremantle en Chögyam Trungpa  
Het Tibetaans Dodenboek  
Servire, 1991 
 
Robert A.F. Thurman  
Het Tibetaanse Dodenboek  
Altamira-Becht,  2006 
 
Ilse Dorren  
Tocht door twee werelden; Gids voor het Tibetaanse Dodenboek  
Mirananda, 1985

zondag 24 januari 2021

De tekenen des doods

Van de stervende/overledene in de bardo van het ogenblik voor de dood, wordt wel enige parate kennis verwacht. Het is heel handig als hij al kennis heeft genomen van een bepaalde tekst (genoemd in de Bardo Thödol) waarin, naast een opsomming van de ‘tekenen des doods’, een overzicht wordt gegeven van voortekenen, interpretaties van dromen, het sterven en medische inzichten.

Het is zeer belangrijk dat de stervende de tekenen herkent. De eerste echte bardo-ervaring namelijk is een gevoel van twijfel en onzekerheid. Ben ik nu eigenlijk stervende of niet? Verlies ik hier het contact met de tastbare wereld? Ga ik hier over naar een onwerkelijke wereld? Je raakt de vaste grond onder je voeten kwijt, en je vraagt je af of je projecties (en jijzelf) eigenlijk wel echt bestaan.

Deze innerlijke strijd ontstaat, omdat de door jou tot nu toe als ‘werkelijk’ ervaren wereld gebaseerd is op onjuiste waarneming. De dingen zijn anders dan de criteria die je verstand je doorgaf. Dualisme werd door jou gezien en beleefd als (schijn)eenheid, daardoor ervaar je nu een enorme onvoldaanheid en onzekerheid. De tastbare logische toestand lost op, en je vraagt je af: is dit nu verlichting of krankzinnigheid? Een overgangsmoment waarop je de wereld van dualiteit kunt verlaten, en ingaan in de vage leegte, de wollige, mistige wereld van de dood.

Als de stervende er nog toe in staat is, kan hij met zichzelf werken door middel van eerder ontvangen instructies. En anders moet een leraar of vriend hardop en duidelijk (en in de juiste volgorde!) de opeenvolging van de tekenen des doods voorlezen. De ervaring van de dood wordt beschreven in termen van de verschillende elementen van je lichaam, naar steeds diepere lagen afdalend:

1. Lichamelijk voel je je zwaar - het element aarde lost op in water. 
2. De circulatie begint te stagneren - water lost op in vuur. 
3. Elk gevoel van warmte en groei begint te verdwijnen -vuur lost op in lucht (wind). 
4. Je verliest het laatste gevoel van contact met de stoffelijke wereld - lucht lost op in ruimte (bewustzijn). 
5. Er is een gevoel van een inwendige helderheid, een innerlijke gloed, als alles volledig naar binnen gekeerd is - het bewustzijn lost op (in helderheid) in het centrale energiekanaal.

Chögyam Trungpa legt uit: Allereerst verlies je het fysiek contact (aarde), je verzekert jezelf ervan dat je geest nog steeds functioneert (water). Dan twijfelt de geest of hij nog wel op de juiste manier functioneert, er stagneert iets in zijn circulatie. Je test je emoties, liefde en haat (vuur). Maar zelfs dit lost langzaam maar zeker op in lucht, en er ontstaat een vage ervaring van openheid. Je kunt je niet meer concentreren op liefde, of proberen je iemand herinneren van wie je houdt. Alles lijkt van binnen hol te zijn.

In de vertaling van Robert Thurman neemt de stervende achtereenvolgens waar: 
1. luchtspiegeling, 2. rook, 3. vuurvliegjes, 4. kaarsvlam, 5. door maanlicht overgoten hemel.

Op dit moment moet de overledene (zacht in zijn oor) aan zijn spirituele motivatie herinnerd worden. “Laat je gedachten niet dwalen” . Thurman vervolgt zijn vertaling met de laatste tekenen:

6. Door zonlicht verlichte hemel: het teken dat helderheid in straling oplost. 
7. Donkere lucht: het teken dat de straling in het bijna-bereikt oplost. 
8. Dageraadschemering:  het teken dat het bijna-bereikt in het heldere licht oplost.

Maar Trungpa geeft hier toch de mooiste beschrijving van het sterfmoment en de ontmoeting met het heldere licht: “De volgende ervaring is de helderheid. Je bent bereid op te geven, want je kunt niet langer tegenstribbelen, een soort zorgeloosheid doet zich op dat ogenblik voor. Het is alsof pijn en genot tegelijk plaatsvinden, alsof een keiharde douche van ijskoud en kokend water tegelijk over je lichaam wordt uitgestort. Een intense ervaring, heel krachtig en vol, de ervaring van eenheid waar pijn en genot hetzelfde zijn. De dualistische worsteling van trachten iets te zijn, wordt volledig in de war gebracht door de twee uiterste krachten van hoop op verlichting en de vrees om krankzinnig te worden. Deze twee zijn zo hevig dat dit een zekere ontspanning toelaat. Wanneer je dan niet langer worstelt, doet de helderheid zich op natuurlijke wijze voor.”
 
 

Bronnen:  
Francesca Fremantle en Chögyam Trungpa  
Het Tibetaans Dodenboek  
Servire, 1991 
 
Robert A.F. Thurman  
Het Tibetaanse Dodenboek  
Altamira-Becht,  2006 
 
Ilse Dorren  
Tocht door twee werelden; Gids voor het Tibetaanse Dodenboek  
Mirananda, 1985

zaterdag 16 januari 2021

Bardo Thödol: eerste instructies

Ere aan de goeroes, de drie Kaya’s: 
Amitabha, Oneindig Licht, de Dharmakaya, 
Vredige en Toornige Lotusgodheden, de Sambhogakaya, 
Padmasambhava, Beschermer van Wezens, de Nirmanakaya. 
 
Met deze huldigingen begint de tekst van De grote bevrijding door horen in de bardo, beter bekend als Het Tibetaans Dodenboek, of Bardo Thödol. In de vertaling van Robert Thurman wordt dit nog vooraf gegaan door de “gebeden voor de tussenstaat”. Die vindt Thurman zo belangrijk (“de ruggengraat van de Bardo Thödol”) dat hij ze helemaal vooraan heeft gezet. In de vertaling van Chögyam Trungpa staan deze gebeden juist achterin, als bijlage. Volgens Thurman moet je de huldiging ruim zien. De moderne beoefenaar kan deze eventueel vervangen door een aanroeping van de drie-eenheid, dualiteit of eenheid die hijzelf als het allerheiligst beschouwt. Het maakt niet uit, het gaat erom dat je je zo comfortabel en zeker mogelijk voelt. 
 
De tekst vervolgt met een korte praktische uitleg over de inhoud en indeling ervan, en met instructies aan de voorlezers. Het Bardo Thödol is bedoeld voor “yogi’s met gemiddelde vermogens” (voor de hoogst gevorderden zijn er in de eerste instantie andere instructies). De yogi’s wordt geadviseerd eerst een pho ba (phowa) uit te voeren, en pas als dat niet lukt het Bardo Thödol toe te passen. 
 
Een phowa is een controversiële meditatietechniek waardoor gevorderde yogi’s vrijwillig hun lichaam kunnen verlaten, door hun allersubtielste bewustzijn (ziel) uit de top van hun hoofd te spuien en het onmiddellijk naar een boeddhagebied naar keuze te verhuizen. Als hier in de bardo van het ogenblik voor de dood aan gedacht wordt, zou het op spontane wijze bevrijding brengen. 
 
 
De grote bevrijding door horen moet helder en nauwkeurig voorgelezen worden, dicht bij het dode lichaam. Als dat niet aanwezig is, moet de voorlezer op het bed of de stoel van de overledene gaan zitten, diens bewustzijn oproepen, en hem luisterend visualiseren. Familieleden kunnen hier beter buitengesloten worden, want er mag nu niet gehuild of gesnikt worden. Als het lichaam wel aanwezig is, moet het Bardo Thödol héél dicht bij het oor (niet aanraken!) voorgelezen worden, en dan natuurlijk wel door een (voor de dode) vertrouwd persoon. Dit moet gebeuren ‘in de periode tussen het ophouden van het ademen, en het tot stilstand komen van de polsslag in de aderen’. 
 
Als het kan, wordt er een uitgebreide offergave aan de Drie Juwelen gebracht. Maar als de benodigdheden daarvoor niet aanwezig zijn, mag je de ontbrekende spullen ook visualiseren. Ook hier gaat Robert Thurman nog een stapje verder. Een icoon, symbool, offergaven of heilige tekst, die een andere religie representeren, mogen ook. Het gaat erom dat het voor de overledene werkt, dat het voor hem plezierig en aantrekkelijk is. Denk desnoods aan een geliefde omgeving, die je dan symbolisch versierd. Ook bij Ilse Dorren lezen we dat symbolen volstrekt inwisselbaar zijn. Het gaat erom dat ze functioneel zijn, en dat jij weet waar ze voor staan.

Nu worden enkele inspiratiebedes en belangrijke verzen opgezegd. Daarna wordt het Bardo Thödol zeven maal of drie maal voorgelezen.

 

Bronnen: 
Francesca Fremantle en Chögyam Trungpa  
Het Tibetaans Dodenboek  
Servire, 1991 
 
Robert A.F. Thurman  
Het Tibetaanse Dodenboek  
Altamira-Becht,  2006  
 
Ilse Dorren  
Tocht door twee werelden; Gids voor het Tibetaanse Dodenboek  
Mirananda, 1985

vrijdag 15 januari 2021

Bardo Thödol vervolgt

Vanaf morgen wil ik graag een paar blogposts plaatsen over de eerste instructies van het Bardo Thödol. Hierin worden behandeld: de bardo van het ogenblik voor de dood en de confrontatie van de overledene met het Heldere Licht. Daarmee wordt de serie compleet, die ooit begon met het Tweede Heldere Licht, en vorige maand eindigde met de laatste instructies van het Bardo Thödol.
 
Daarna zal ik alle blogposts van deze reeks overzichtelijk en in de juiste volgorde in een register zetten, dat je onder een tabblad bovenaan deze pagina terug kunt vinden.

Robin

vrijdag 8 januari 2021

Poppenkast kijken

De hemel van… Esther Gerritsen
 
(De hemel van… Afl.15)

Schrijver Esther Gerritsen (1972) werd in het VPRO programma Nooit meer slapen geïnterviewd door Pieter van der Wielen. Vorig jaar verscheen haar roman De terugkeer, een coldcaseverhaal over de macht van herinneringen. De gedachte dat de gestorvenen doorleven na de dood, speelt in dit boek een belangrijke rol.

Gerrit, de depressieve vader van de hoofdpersoon, zou zelfmoord gepleegd hebben. Maar is dat wel zo? Zijn dochter Jennie vraagt zich jaren later van alles af over zijn dood. Gerrit heeft de antwoorden op haar vragen, maar niemand hoort de doden. Hij kijkt vanuit het hiernamaals toe op het leven van zijn dierbaren, opgelucht en onthecht. Hij maakt geen deel meer uit van het gedoe, hij is eindelijk gelukkig. 
 
Het plaatje dat Esther Gerritsen heeft van een eventueel hiernamaals, is sterk beïnvloed door haar katholieke opvoeding. Als klein meisje was dat heel kinderlijk. Bij het avondgebedje werd iedereen in de hemel de groeten gedaan, opa, de geit, het konijn. Aan religie heeft ze een tijdje niks gedaan, maar is het later toch weer actief gaan beleven. Hoewel Esther het eigenlijk onzin vindt, houdt ze er stiekem aan vast. Ze gaat nu regelmatig naar de kerk, maar doet dat tegenover vrienden af als “research” voor haar boeken. 
 
Gerritsen droomt vaak van mensen die ze ooit gekend heeft, maar nu overleden zijn. Die komen soms jarenlang terug, en het worden er steeds meer naarmate ze ouder wordt. Naar een mogelijk naleven verlangt ze niet persé, maar is vooral erg nieuwsgierig. Daarom hoopt ze niet te sterven in haar slaap, want dan gaat dat misschien ongemerkt, hoewel ze vermoedt dat zoiets in je slaap of droom ook wel doorkomt. Maar natuurlijk kan het ook zo zijn dat het licht uitgaat, en klaar. 
 
Maar het is wel erg leuk natuurlijk om er in te geloven dat er hierna iets anders komt. Je kunt net zoveel rare hemels verzinnen als je wilt, waarom niet? Bijvoorbeeld een hemel waarin je iedereen terugziet, of een waarin je terugkeert als heel iemand anders, of een hemel waarin je verlost bent van je nare eigenschappen, of een waarin je eindelijk alles helder ziet. Misschien zelfs een hemel met de ultieme verlossing. Dat is een fijne fantasie! Eigenlijk is geloven ook voor een deel dat je je fantasie serieus neemt. Vooral het katholieke geloof is leuk, zoveel vreemde verhalen bij elkaar. 
 
Iedereen heeft (of krijgt) waarschijnlijk zijn eigen hiernamaals, dat hij naar eigen inzicht en hartenlust kan inrichten (of aantreffen). De helft krijgt dus een ongevraagd hiernamaals. Vader Gerrit in haar boek bijvoorbeeld, is enigszins gefrustreerd. Hij is een atheïst in de hemel, God is de gastheer. In de hemel zijn er diverse afdelingen. Op zijn afdeling kan Gerrit de mensen alleen zien, als ze aan hem denken. Dan praat hij tegen ze, maar ze horen hem niet. Hij kijkt toe vanuit het hiernamaals, zoals kinderen naar poppenkast kijken en Jan Klaassen iets toeroepen. Kijk uit!
 
 
Link: 
Het interview met Pieter van der Wielen vind je HIER.

vrijdag 1 januari 2021

2021!

Geluk voor alle levende wezens in 2021!
 
 
En ook voor het nieuwe jaar geldt: alles met mate.
bron: sigmund.nl