maandag 28 januari 2019

Jivatman

In een vorige blogpost had ik het over Aristoteles. Hij was van mening dat de ziel het lichaam vormgeeft en realiseert, en niet andersom. Een interessant uitgangspunt dat je bijvoorbeeld ook tegenkomt in het hindoeïsme. De Belgische yogaleraar André Van Lysebeth (1919-2004) legt het heel mooi en helder uit in zijn boek Pranayama; De dynamiek der ademhaling. Van deze uitleg geef ik hieronder een korte samenvatting met de punten die voor dit blog van belang zijn. Ik hoop dat ik het ingewikkelde onderwerp en het verhaal van Van Lysebeth hiermee niet te kort doe.

In het hindoeïsme is de mens niet een lichaam en een ziel, het is een ziel die uit zichzelf een lichaam heeft gemaakt. De ziel zit vast in de eeuwige rondgang van achtereenvolgende geboorten en dood en herneemt telkens weer het contact met de materie, als haar lichamelijke instrumenten in de dood zijn opgelost. Deze Indiase gedachtegang stelt zich tegenover het westerse wetenschappelijke denken. Volgens de Indiase yogi’s en denkers zijn de hersenen bijvoorbeeld alleen maar het instrument voor ons zielenleven en bevinden deze zich in ons mentale lichaam en niet omgekeerd.

Volgens denkers en wijzen van India bestaat de mens uit lagen, van de allersubtielste staat van zijn, tot aan de manifestatie van de grootste dichtheid: het zichtbare lichaam. Elke laag heet een kosha. De mens wordt beschouwd als een ondeelbaar en onontbindbaar geheel, er is geen scheiding tussen de diverse kosha’s.

Waar ligt de oorsprong? De dichtere lagen hebben hun oorsprong in de aller-subtielste lagen, welke causaal zijn ten opzichte van de dichtere lagen. Onze causale zaal, onze diepst gelegen kosha, de oorsprong, oorzaak van alle andere lagen is Anandamaya Kosha. Deze wordt gekenmerkt door de absolute gelukzaligheid (ananda) die Jivatman als een aureool omgeeft.

Jivatman is de individuele ziel, onze essentie zelf. Het is het Zelf van de mens. De in-wezenlijke Getuige en Bouwheer, verborgen door alle andere lagen, in het diepst van ons wezen. Zijn aard is het zuiver, louter bewustzijn. Anandamaya Kosha is buiten tijd ruimte. Jivatman bevindt zich buiten het gebeuren en de paren van tegenstellingen, de dualiteit.

In zijn dynamisch materieel proces schept Jivatman, de individuele ziel, zich eerst een individueel middelpunt en ondergaat het een eerste verdichting (densificatie): Vijnanamaya Kosha. Deze kosha omhult het begrip ahamkara (het ik-besef). Het is het zelf (met kleine letter) van de moderne psychologie. Het is dit geheimzinnig vermogen dat me bewust doet worden dat ‘ik’ een individu ben, een middelpunt van bewustzijn, afgescheiden van de anderen. Het is het begrip van de individualisatie.

Het ‘ik’ is het middelpunt waar alles om draait, waar alle ervaringen van het leven betrekking op hebben, zoals de spaken van een wiel draaien om hun as. Om deze spil vormen zich vervolgens de diverse kosha’s, die elkaar ook wederkerig doordringen. De diverse kosha’s zijn evenzoveel ‘gebieden van bewustzijn’ van de mens. Ze bewegen zich dooreen, ze stapelen zich op elkaar, ze werken onderling op elkaar in, maar zonder zich met elkaar te vermengen.

Eerst de achtereenvolgende subtiele lagen en dan uiteindelijk de dichtste laag van de mens: Annamaya Kosha. Deze kosha is inert, grondstoffelijk en dicht. Het is het instrument van handeling en manifestatie van de hogere lagen. Annamaya Kosha is de enige kosha waarin alle andere kosha’s elkaar ontmoeten. Zonder dit stoffelijk lichaam zou de manifestatie van de mens op het aardse vlak onmogelijk zijn. Het is doordrongen, doordrenkt door het zielenleven waarvan het de expressie is.

Het doel van yoga is Annamaya Kosha zo volmaakt mogelijk te maken en te vergeestelijken.


André Van Lysebeth

bron en citaten:

Pranayama; De dynamiek der ademhaling
André Van Lysebeth
Ankh-Hermes, 1973

maandag 21 januari 2019

Amida Nyorai


In de bekende boeddhazaal van Museum Volkenkunde in Leiden staat een groot bronzen beeld uit Japan (1716) dat Amida Nyorai voorstelt. Volgens het bijschrift “de Hemelse Boeddha van het Westen, de Boeddha van het Oneindige Licht, van de ondergaande zon en van het hiernamaals. Hij zetelt in het Westers Paradijs, niet zozeer een plaats als wel een toestand waarin mensen herboren worden, bevrijd van alle lijden van het aardse bestaan.”

Amida is de Japanse naam van Amitabha, de “rode boeddha” van de vorige blogpost. Het Westers Paradijs, ook Zuiver Land genoemd, is gecreëerd door Amitabha als toevlucht voor hen die zoveel negatief karma hebben verzameld dat zij niet in staat zijn zelf de verlichting te kunnen verkrijgen. Aanhangers van deze vooral in Oost-Azië populaire tak van het boeddhisme geloven dat  Amitabha Boeddha hiermee een alternatieve training biedt om Verlichting te verkrijgen, in plaats van diepdoorgrondend mediteren. Devotie naar Amitabha zou leiden tot het Zuiver Land waar de Verlichting makkelijker is te verkrijgen.

maandag 14 januari 2019

Amitabha

Amitabha is het eerste woord van het Bardo Thödol (in de vertaling van Robert Thurman). Amitabha is Sanskriet en betekent ‘grenzeloos licht’. Hij is de boeddha van het westelijk boeddhagebied (Sukhavati) en het hoofd van de Lotus-familie van tantrische archetypische Boeddhavormen.

Het Bardo Thödol, de handleiding voor de tussenstaten, begint met een kort eerbetoon aan de spirituele leraren die de drie Kaya’s belichamen: Amitabha (Dharmakaya), de Vredige en Toornige Lotusgodheden (Sambhogakaya) en Padmasambhava (Nirmanakaya). In deze aanroeping is Amitabha dus symbool van dharmakaya, het Waarheidlichaam, het aspect van het Boeddhaschap dat verbonden is met de uiteindelijke realiteit.

Volgens Robert Thurman kan de moderne beoefenaar deze aanroeping best vervangen door een van de drie-eenheid, dualiteit of eenheid die hij zelf als allerheiligst beschouwt, want het gaat erom dat die hem helpt zich zo comfortabel en zeker mogelijk te voelen.



Verderop in het Bardo Thödol (op de vierde dag in het Chönyid bardo om precies te zijn) komen we Amitabha nog eens tegen. Dit keer als de rode boeddha, de boeddha van de onderscheidende wijsheid. Een andere pet, dat kan allemaal in het Bardo Thödol. Het gaat hier immers niet om goden, maar om zinnebeelden.

In Tocht door twee werelden zegt Ilse Dorren hierover: “We hebben telkens met nadruk vastgesteld dat al deze boeddha’s en hun hele entourage zuiver symbolisch zijn bedoeld. Toch moeten we er ons voor hoeden ze als louter gedachtespinsels af te doen. Ze beelden krachten uit die in ons en in de kosmos werken en die energiestromen zijn binnen het kader van de dualiteit wel degelijk speurbaar. Naar gelang van iemands godsdienst zal de werking van de sambhogakaya zich in verschillende gedaanten manifesteren.”