zaterdag 25 januari 2020

Laurie Anderson: Songs from the Bardo


Listen without distraction!

Vorig jaar verscheen Songs from the Bardo, een conceptalbum van de Amerikaanse performing artist Laurie Anderson, in samenwerking met de Tibetaanse musicus Tenzin Choegyal en componist Jesse Paris Smith (dochter van Patti).

Het is een tot 5 kwartier ingekrompen versie van het Bardo Thödol (Tibetaans Dodenboek) in een opmerkelijke audio-reis in 14 stukken. De reis van ons bewustzijn na de dood, vanaf het moment van sterven tot de volgende wedergeboorte, 49 dagen in de bardo. Laurie Anderson is hier onze gids, met haar prettige en rustige stem reciteert zij de Engelse tekst. Deze vertaling is van Tenzin Choegyal, die hierbij zwaar leunt op de versie van Chögyam Trungpa en Francesca Fremantle uit 1987.

Laurie Anderson is praktiserend boeddhist en heeft al vaker aan projecten gewerkt waarin het Tibetaans Dodenboek een rol speelt. De film Heart of a Dog (2015) is hier een voorbeeld van. Confrontatie met de onvermijdelijkheid van de dood vind ze een nuttige oefening om ons zelf te begrijpen. Het overlijden van haar man (Lou Reed) in 2013 was voor haarzelf een krachtig leermoment. 


Het album begint met de traditionele hommage aan de goeroes, gevolgd door een interpretatie van de Hart Soetra op muziek. Daarna wordt voornamelijk de bardo van dharmata behandeld, en de wezens en godheden die de overledene hier ontmoet. Met beheerste en heldere stem loodst Anderson de luisteraar door de verschillende stadia van de bardo. Zij spreekt ons aan met Awakened One, en waarschuwt tegen afleiding, angst en verbijstering. De sfeer van de bardo wordt opgeroepen met veel percussion en een verscheidenheid aan resonante instrumenten.

Mooi en zorgvuldig gedaan allemaal. En maatwerk voor de moderne mens, want ik stel me zo voor dat die de cd opzet (eventueel op repeat) in plaats van zelf de teksten voor te lezen bij een overledene. Wie heeft er nu zo’n mooie stem als Laurie Anderson? En kijk ook eens naar de fraaie hoes. Een mandala geprojecteerd in een druk stadscentrum met verkeer en wolkenkrabbers. Het Bardo Thödol is niet alleen een hulpmiddel voor overledenen, maar nadrukkelijk ook (of misschien wel juist) bedoeld als een gids voor het leven. Laurie Anderson is pessimistisch: “this is a very very hard time to be alive”, maar ziet toch nog voordelen: “what's going on is dark, but you can still tell a beautiful story about darkness”. 



Laurie Anderson, Tenzin Choegyal, Jesse Paris Smith
Songs from the Bardo
Smithsonian Folkways Recordings, 2019

zaterdag 18 januari 2020

Heruka

Wat de overledene in de bardo meemaakt is eigenlijk net zo hallucinair en illusionair als de zogenaamde realiteit van het leven (dat zich ook in een bardo afspeelt). Het is een illusie die je zelf voedt, dus in feite bepaalt de dode zelf de mate van pijnlijke ervaringen. Als je dit leven als tastbaar echt ervaart, zijn ook de beelden na de dood tastbaar echt. Heb je in dit leven al wat meer afstand genomen van de vermeende werkelijkheid, dan zul je de wezens in de bardo van dharmata ook met meer inzicht tegemoet treden.

En dat komt in het toornige gedeelte van deze bardo goed van pas, de overledene wordt er geconfronteerd met steeds minder vriendelijke wezens. Na alle stralende en vredige figuren verschijnen nu hun boze tegenhangers. Dat is logisch, we hebben hier te maken met dualistische krachten. Geen vreedzame goden zonder toornige goden, het zijn uiteinden van dezelfde stok, een twee-eenheid die uit het bewustzijn voortkomt, maar toch door maya (het droombestaan) buiten ons wordt geprojecteerd.

In andere tradities zouden ze bijvoorbeeld yin en yang genoemd worden. De creatieve krachten (yang) worden binnen de perken gehouden door yin. In het Bardo Thödol worden de krachten van yang (het gevoel) uitgebeeld door de goden van vrede. De beperkende, vormgevende werking van het verstand dat zich manifesteert, wordt voorgesteld door de toornige goden. Die kunnen behoorlijk enge vormen aannemen, maar het Bardo Thödol waarschuwt dat je ze juist als beschermgoden (yidam) moet herkennen. Zie het als een ontmoeting tussen goede bekenden.


Een Heruka is een machtige, agressieve heldenfiguur, een soort Hercules. De boze Heruka’s die vanaf de achtste dag in de bardo van dharmata verschijnen, zijn eigenlijk de vredige godheden: Vairochana, Vajrasattva, Ratnasambhava, Amitabha en Amoghasiddhi, maar nu in hun toornige gedaante. Ze nemen een woest gezicht aan om de overledene te helpen om met zijn onderbewuste geest contact te maken. Want hier op dit punt in de bardo aanbelandt, dreigt de overledene zijn bewuste controle te verliezen en onder dwang van onderbewuste driften en agressie te komen. Hierdoor wordt hij bang en paniekerig. De boeddha’s (in hun toornige benadering) dringen met kracht zijn bewustzijn binnen en bieden hem een machtig escorte aan, door een wereld die plotseling heel angstaanjagend is geworden.

De vijf opeenvolgende Heruka-boeddha’s, die vanaf dag acht tot en met twaalf verschijnen, lijken erg op elkaar. Maar net als hun vredige tegenhangers onderscheiden ze zich door de verschillende kleuren van de wijsheden. Hun woeste outfit staat bol van de symbolen. Bijvoorbeeld een schedelkroon die de overwinning van de vijf vergiften moet verbeelden (begeerte, haat, onwetendheid, trots en jaloezie) en een ketting van afgehakte mensenhoofden, die de overwinning van mentale verslavingen en negatieve houdingen symboliseert. De omhelzing met Krodhisvari (Godin van de Toorn) staat voor de vereniging van mededogen met wijsheid. En zo heeft alles een betekenis: het drinken uit de schedelkom, het bloed, de slangenketting, de garuda’s enzovoort.

De Heruka’s lijken dus woest en verschrikkelijk, maar als je je er mee kunt identificeren en er mee kunt samenvloeien, zijn ze een veilig en krachtig voertuig om elke denkbare moeilijkheid mee te overwinnen. Als je onbekend bent met dit soort boeddhavormen, of een sterke band hebt met een andere religie of traditie, kun je hieruit soortgelijke toornige engelen oproepen. Het christendom kent bijvoorbeeld de cherubijnen en serafijnen.



Bronnen:
Francesca Fremantle en Chögyam Trungpa
Het Tibetaans Dodenboek
Servire, 1991

Robert A.F. Thurman
Het Tibetaanse Dodenboek
Altamira-Becht,  2006

Ilse Dorren
Tocht door twee werelden; Gids voor het Tibetaanse Dodenboek
Mirananda, 1985

zaterdag 11 januari 2020

Stiller dan in slaap

Dit mooie gedicht van Maarten ’t Hart (1944) kwam ik tegen in zijn roman De aansprekers uit 1979. 


(Geen titel)

Soms kun je eenzaam wandelen op straat
en naar de lucht zien en de stille daken,
het lijkt of je de wolken aan kunt raken
en even is het of je echt bestaat
en of er nooit een ogenblik zal komen
waarop je stiller zijn zult dan in slaap.
Maar vogels strijken op de daken neer
en om de hoek verschijnt een oude man.

                                                  Maarten ’t Hart


Met een foto uit hetzelfde jaar.



Bron gedicht:
Maarten ’t Hart
De aansprekers
De Arbeiderspers, 1979

zaterdag 4 januari 2020

Paleis Het Loo

De hemel van… Willem Wilmink

(De hemel van… Afl. 10)

Het is niet fijn om dood te zijn.
Soms maakt me dat een beetje bang.
Het doet geen pijn om dood te zijn,
maar dood zijn duurt zo lang.
                                            (fragment)


Schrijver en dichter Willem Wilmink (1936-2003) wordt waarschijnlijk nog het meest herinnerd om zijn liedjes voor populaire kinderprogramma’s. Hij is helaas niet oud geworden, 66 jaar. In zijn biografie, geschreven door Elsbeth Etty, lees ik dat Wilmink vaak piekerde over de dood maar er niet zo bang voor was. Wel voor de manier waarop. Op het eind van zijn leven en ernstig ziek verlangde hij naar de dood. Zijn min of meer ‘katholieke kijk’ op het hiernamaals gaf enige rust en troost. Wilmink worstelde namelijk met begrippen als eeuwigheid en oneindigheid, maar ‘als je een religie aanhangt hoef je daar geen angst voor te hebben’ en ‘al je fouten, alles waar je je schuldig over voelt, worden vergolden’. En sterven is een soort reis:

In ’t Nederlands is iemand dood gegaan
over zijn reis wordt nooit meer iets vernomen.
In het Twents is iemand uit de tijd gekomen,
dus je weet zeker: hij kwam veilig aan.

Of er een hemel is, wist hij niet, maar hij dichtte er wel vaak over en probeerde er zich een voorstelling van te maken. Wilmink fantaseerde graag over een weerzien met overleden vrienden en familieleden. En ellendige dingen die hij niet kon accepteren, werden verwerkt in dromen over de hemel. Dat had hij nodig om er mee in het reine te komen. Hij ging er wel van uit dat zijn vriend Harry Bannink (zelf ongelovig) in een hiernamaals was. Kort na diens dood droomde Wilmink dat hij Bannink belde om te vragen waar hij zich bevond. ‘In Paleis Het Loo’, was het antwoord. Dat vond Wilmink behoorlijk eigenwijs van hem: ‘Nou zit-ie in de hemel en gelooft het nog niet’. 


In het afscheidsgedicht Lieve vrouw en kinderen is er een centrale rol voor Harry Bannink weggelegd.

Lieve vrouw en kinderen

Als ik dood ben, moeten jullie
mijn verhalen doorvertellen.
Als iemand getroost moet worden,
kunnen jullie altijd bellen.

Ik ben niet meer op aarde,
maar je kunt me heel goed vinden:
bel gewoon naar Harry Bannink
en hij zal je doorverbinden.

In het stralendst van de hemel
zal ik niet zijn neergezeten,
want daar is allang geen plaats meer
voor neurotische poëten,

maar bij al die muzenzonen
die teveel hebben gezopen,
componisten, schilders, dichters,
kan ik zo naar binnen lopen.

En daar is dan Harry Mooten
eenzaam een concert aan ’t geven
en daar hoor je Ischa Meijer
mopperen op het eeuwig leven

en daar zal ik dan mijn vader
van mijn weduwe vertellen.
Liefste, als je mee wilt luisteren,
moet je Harry Bannink bellen.


Het mooiste gedicht van Willem Wilmink vind ik Achterlangs. Hierin is sprake van weerzien en verwacht worden en welkom zijn in het hiernamaals. Hoewel het niet benoemd wordt is dit duidelijk een hemel. De voorafgaande treinreis door een soort schemergebied wordt als metafoor vaker gebruikt in de literatuur.

Achterlangs 

De meeste treinen rijden achterlangs het leven.
Je ziet een schuurtje met een fiets ertegenaan.
Een kleine jongen is nog op, hij mag nog even.
Je ziet een keukendeur een eindje openstaan.
Als je maar niet door deze trein werd voortgedreven,
zou je daar zonder meer naar binnen kunnen gaan.
                         
Zodra de schemer was gedaald,
was je niet langer meer verdwaald.

En je ontmoette daar niet eens verbaasde blikken.
Je zou toch komen? Iedereen had het vermoed.
Ze zouden even haast onmerkbaar naar je knikken,
want wie verwacht is wordt maar nauwelijks begroet.
Je zou je zomaar aan hun tafel kunnen schikken
en alle dingen waren plotseling weer goed.
                                           
Zodra de schemer was gedaald,
was je niet langer meer verdwaald.

Je hoefde daar geen druppel alcohol te drinken,
want grenadine zou smaken als cognac.
Je zag het haardvuur achter micaruitjes blinken,
er kwam een merel zitten zingen op het dak.
En die paar mensen die je nooit hebt kunnen missen,
kwamen daar binnen met een lach op hun gezicht.
Je zou je voortaan nooit meer in de weg vergissen,
je deed het boek van alle droevenissen dicht.

Maar ach, de trein is doorgegaan
en kilometers daarvandaan.
 

  




Bron:
Elsbeth Etty
In de man zit nog een jongen; Willem Wilmink – De biografie
Nijgh & Van Ditmar, 2019