De
tekstschrijver van het Bardo Thödol blijft als steeds optimistisch en behulpzaam, maar vindt de doden die nu (dag
7) nog steeds in de bardo rondhangen duidelijk een stel kneuzen: waarschijnlijk
“weinig ontwikkelde mensen uit onbeschaafde streken, of slechte mensen zonder
ervaring met de leer”, en anders zijn het mensen die “hun spirituele beoefening
hebben laten afglijden”. Ze zijn verward door hun karma en herkennen de
uiteindelijke realiteit niet, terwijl het toch keer op keer uitvoerig aan ze
uitgelegd is. Ze dwalen steeds dieper af. De
achterblijvers moeten de overledene dus nog maar eens bij zijn naam noemen en
hem opnieuw, met het Bardo Thödol in
de hand, de situatie verduidelijken.
Luister
en let op! Een helder en veelkleurig licht straalt in je onbewuste geest, en
vanuit het Zuivere Rijk van Ruimte verschijnen vidyadhara’s (goddelijke
leraren) om je te begeleiden.
Vidyadhara’s,
Thurman vertaalt ze als ‘wetenschappers-boeddhavormen’, Dorren noemt ze ‘kennisdragende
godheden’, en Trungpa laat het woord gewoon staan zoals het is. Het zijn
de grote ingewijden. Ze zien er menselijk uit, maar ook als toornige
boeddhavormen. Het Bardo Thödol
beschrijft hoe ze dansen en gebaren en staren naar de hemel. In hun linkerhand
een schedelkom gevuld met bloed (hier: de nectar van onsterfelijkheid) en in
hun rechterhand een sikkelmes (dat hier kritische wijsheid symboliseert, die de
materie van alle verschijningen wegsnijdt om de bevrijdende leegte te
onthullen). De vijf vidyadhara’s lijken erg op elkaar, maar het Bardo Thödol noemt bij elk ook hun
bijzondere kenmerken, zoals kleur, speciale geleerdheid, een glimlach of een
grimlach enzovoort. Ze
verschijnen aan de overledene in een mandala vol regenbooglicht, Padmanarteshvara
(de volmaakte vidyadhara) in het midden. Hun partners zijn dakini’s (Thurman
noemt ze ‘engelen’) die om hun lichamen zijn geklemd.
Behalve
de vidyadhara’s en hun entourage verschijnen er nog ontelbare menigten van
dakini’s om de standvastige beoefenaar te begeleiden (maar ook om degenen die
hun geloften hebben gebroken te straffen). Het Bardo Thödol somt op waar ze allemaal vandaan komen (“de acht
knekelvelden” bijvoorbeeld) en welke groepen het zijn. Het zijn krijgers en krijgsvrouwen,
heldhaftige boeddhavormen, samen met al hun verdedigers van de leer. Ze kunnen
jou, als reiziger in de tussenstaat, veiligheid en steun bieden als je ze
correct begrijpt. Hopelijk ben je daartoe in staat. Dat zal niet meevallen,
want het is een zeer angstaanjagende massa om te zien! Ze overstijgen dood en
angsten en tonen dit door lugubere voorwerpen te gebruiken.
De
menigte is getooid met sieraden van mensenbeenderen, schedeltrommels en
trompetten van dijbeen. Ze voert banieren en baldakijnen gemaakt van
jongemensenhuid en er is wierook van gedroogd mensenvlees. Met hun dansen en
ontelbare muziekinstrumenten van allerlei soort laten ze alle streken van het
universum schudden en trillen en beven en dreunen, en hun muziek doet je hoofd
splijten!
Het
vervolg van de zevende dag in de bardo van dharmata vind je HIER.
Bronnen:
Francesca Fremantle en Chögyam Trungpa
Het Tibetaans Dodenboek
Servire, 1991
Francesca Fremantle en Chögyam Trungpa
Het Tibetaans Dodenboek
Servire, 1991
Robert
A.F. Thurman
Het Tibetaanse Dodenboek
Altamira-Becht, 2006
Het Tibetaanse Dodenboek
Altamira-Becht, 2006
Ilse
Dorren
Tocht door twee werelden; Gids voor het Tibetaanse Dodenboek
Mirananda, 1985
Tocht door twee werelden; Gids voor het Tibetaanse Dodenboek
Mirananda, 1985