maandag 23 mei 2022

Boerenstoïcisme

Gaan overleden kinderen rechtstreeks naar de hemel? Hebben ze een speciale status in een eventueel hiernamaals? Worden ze daar alsnog ouder? Er zijn veel mensen die zich dit soort dingen afvragen, zoals we al zagen in de vorige blogpost. Ook in de literatuur kom je dergelijke onderwerpen regelmatig tegen. Zoals redelijk recent nog bij George Saunders met Lincoln in de bardo (2017), maar bijvoorbeeld ook al in de Russische klassieker De gebroeders Karamazov (1880), de laatste roman van Fjodor Dostojevski. In een van de eerste hoofdstukken lezen we hoe een wanhopige boerenvrouw wordt getroost door een wat oudere priestermonnik. Zij rouwt om het verlies van haar zoontje van twee, en om haar andere drie kinderen die al eerder waren overleden. 

De monnik vertelt haar dat alle kleintjes in de hemel zijn, en ondeugend van alles doen wat niemand anders zou durven voor Gods troon. Ze spreken hem aan en stellen brutale vragen. Waarom hij hun eerst het leven schenkt bijvoorbeeld, en dat dan heel snel weer afneemt. God geeft ze daarom vlug de rang van engel. Het vrouwtje moet dus niet huilen, maar juist blij zijn. Haar jongetje is nu bij God in het engelenkoor, en hij kijkt vanuit de hemel naar haar en hij maakt God opmerkzaam op haar tranen. Zij moet zijn zaligheid dus niet verstoren, hij is immers in leven? De ziel leeft eeuwig, en al is het kind niet bij haar thuis, hij bevindt zich onzichtbaar aan haar zijde en zorgt ervoor dat ze zoete dromen krijgt.


Waarschijnlijk troost Dostojevski hier vooral ook zichzelf. Want net als deze eenvoudige vrouw, rouwt ook hij om een verloren zoon. Aleksej (Aljosja), zijn favoriet, was kort ervoor overleden. Een heel droevige periode voor Dostojevski, die uiteindelijk naar een klooster reisde voor troost en goede raad, die hij vervolgens verwerkt heeft in deze roman (die eigenlijk over kinderen en kindertijd had moeten gaan). Dostojevski hunkerde naar geloof, maar hij kon niet accepteren dat de dood van kleine kinderen deel uitmaakte van het goddelijk plan. Heel zijn leven, en in al zijn werk worstelde hij met de vraag: hoe kun je in God geloven wanneer de door hem geschapen wereld zo vol lijden is? Hoe kon God een land als Rusland gemaakt hebben?

Het fragment met de getrooste vrouw voert ons mee naar de kern van het Russische (boeren)geloof. Boeren en andere lijfeigenen waren juist door dat lijden beter in staat om met de dood om te gaan. Zij waren er (schijnbaar) niet bang voor, de dood zou immers een bevrijding betekenen. In het hiernamaals (het ‘koninkrijk van vrijheid’) zouden ze beloond worden voor al het lijden, en hun voorouders terugzien. Een eenvoudig geloof stelde hen in staat de dood recht in de ogen te kijken, en ook een stervende veel beter te helpen dan bijvoorbeeld een priester. Deze onbevreesde houding van de boer ten opzichte van de dood kom je vaak tegen in de 19e eeuwse Russische literatuur, schrijvers zoals Dostojevski benijdden hen, maar vonden er ook bemoediging in. Dat ‘de zielen van kleine kinderen regelrecht naar de hemel gaan’ moet voor hem een bijzonder troostrijke gedachte zijn geweest.

Maar anderen zagen deze berusting, dit boerenfatalisme, meer als een vorm van noodzakelijke mentale zelfverdediging. De dood was zo’n dagelijks onderdeel van het boerenleven (de helft van alle kinderen overleed voor het vijfde levensjaar), dat hij zich wel moest harden om met het verdriet om te gaan. Geen emoties tonen, ‘een mond minder te voeden’, en zelfs infanticide als het zo uitkwam.

 
 
 
Voornaamste bron: 
Natasja’s dans 
Rainbow 2022 
Orlando Figes