maandag 25 maart 2024

Herinnering aan vorige levens

In het boek Living Buddha (1995) van Clemens Kuby staan enkele interviews met de dalai lama, waarin hij ingaat op onderwerpen als reïncarnatie en tulku’s (meesters die vrijwillig reïncarneren). De dalai lama legt uit dat er verschillende niveaus van geest zijn, zowel grof als uiterst subtiel (‘zuiver licht’), en dat alles een oorzaak heeft, ook de geest. Die reeks oorzaken kun je tot in het verleden herleiden. Er is een continuïteit van situaties die doorloopt tot de geboorte en daarvoor. De geest heeft geen begin en geen einde, en reïncarnatie is een eindeloze keten van opeenvolgende en aangesloten wedergeboorten.

Gerekend naar deze continuïteit zijn wij en alle andere levende wezens oeroud, maar doorgaans vinden wij alleen ons vergankelijke lichaam maatgevend, de leeftijd tussen geboorte en dood. Visie en karakter uit eventuele vorige levens zijn al helemaal niet in beeld. De grove geest is nu eenmaal nauw verbonden met het fysieke lichaam. En hoe meer we ons daar op oriënteren, des te minder kunnen wij heldere herinneringen hebben aan vorige levens. We zijn sterk op de materie gericht, maar zouden moeten leren onafhankelijk van dit lichaam te zijn. Alleen dan kunnen we met de ongelimiteerde kracht van de geest leren werken, met herinneringen aan vorige levens, maar ook een bewuste reïncarnatie.

Toch nemen wij meestal onbewust (en ieder volgens zijn karma) een nieuw lichaam aan. Onze geest is ‘gestempeld’ door dit lichaam en wordt al vanaf het begin alleen in samenhang daarmee getraind. Daardoor kan ze niets anders bevatten. Via meditatie kunnen we de subtiele geest wakker maken, en ook de paden voor herinneringen aan subtielere zijnstoestanden. De eerste voorwaarde is het bereiken van volledige concentratie (shamatha). Vervolgens moeten we een verbinding scheppen tussen shamata en inzicht in de eigenlijke (geestelijke) werkelijkheid, om zo het ‘hogere inzicht’ (prajna) te bereiken. Aldus de dalai lama.

Volop herinneringen aan vorige levens bij de Boeddha. In de nacht, waarin hij verlichting bereikte, zou hij verschillende stadia van ontwaken hebben doorgemaakt. In het eerste stadium was zijn geest ‘geconcentreerd en gezuiverd, vrij van onreinheden, verzacht, praktisch en onbeweeglijk’ en richtte hij zijn aandacht op de herinnering aan zijn vorige levens. In Dagend inzicht van Sogyal Rinpoche citeert hij de Boeddha:

“Ik herinnerde mij vele vorige levens: één, twee, drie, vier, vijf geboortes… vijftig, honderd… honderdduizend, in allerlei tijdperken. Ik wist alles over deze geboortes: waar ze hadden plaatsgevonden en in welk gezin, hoe ik heette, en wat ik had gedaan. Ik beleefde het geluk en ongeluk van elk leven en elke dood weer opnieuw, en kwam steeds opnieuw tot leven. Op deze manier herinnerde ik mij talloze vorige levens, exact met al hun eigenaardigheden en omstandigheden. Deze kennis vergaarde ik in de eerste uren van die nacht.”

 
 
Bronnen:
Living Buddha
Clemens Kuby en Ulli Olvedi
Osho  Publikaties, 1995
 
Dagend inzicht
Sogyal Rinpoche
Servire, 1995

maandag 18 maart 2024

Dalai lama over reïncarnatie

De vorige blogpost ging over tulku’s, meesters die vrijwillig (nogmaals) geboren worden. De informatie haalde ik uit interviews met de dalai lama door Clemens Kuby, uit zijn boek bij de film Living Buddha.

De dalai lama vindt reïncarnatie een vrij moeilijk onderwerp, vertelt hij Kuby. Het hele universum is uit lege ruimte voortgekomen. De huidige wereld is door een evolutionair proces ontstaan. Vanuit boeddhistisch standpunt zou het onverklaarbaar zijn hoe dit evolutionaire proces kon plaatsvinden zonder de reïncarnatietheorie. Alles wat aan verandering onderhevig is berust op een oorzaak. Alles heeft een conditionele en een substantiële oorzaak. Dat geldt voor uiterlijke omstandigheden, maar ook voor de geest. Er zijn verschillende niveaus van geest. Het grove niveau is helemaal op onze hersenen gebaseerd. Net zolang als die functioneren, functioneert ook dit niveau van de geest. Maar er is ook nog een dieper niveau, en hoe dieper, des te onafhankelijker van het lichaam. Het diepste niveau van de geest wordt de meest innerlijke, de subtiele geest genoemd, of ook wel ‘zuiver licht’. Het is de basis van de reïncarnatietheorie. Samen met de hersenen en het lichamelijk systeem vormt het de voorwaarde, de oorzaak. En deze basis, samen met alle andere voorwaarden, ontwikkelt zich weer verder en wordt ‘grove geest’ genoemd.

Wanneer het boeddhisme een logisch bewijs moet leveren voor een leven vóór en na dit leven, dan zou het uitgangspunt hiervoor moeten zijn: de aard van de geest, de substantiële oorzaak van de geest. En wat die substantie is, dat kunnen we alleen afleiden uit dezelfde oorsprong, oftewel: de oorzaak van de geest moet geest zijn. Het is dezelfde  geest, maar in een vroegere toestand, de oorzaak van deze geest is hijzelf in het eraan voorafgaande moment. En zo kunnen we de reeks oorzaken van de geest tot in het verleden herleiden. Er is een continuïteit van situaties, naar momenten in de jeugd en nog verder terug tot aan de geboorte. En wat is dan de oorzaak van onze geest bij de geboorte? Dat is de tijd vóór de geboorte. De continuïteit loopt door tot aan de bevruchting. En de oorzaak van de geest op het moment waarop zaadje en ei samenkomen, kan wederom alleen het ogenblik vóór de conceptie zijn. Zo kun je de continuïteit van de geest inzien, er is geen rationele of logische verklaring te vinden voor een plotseling begin daarvan. Het boeddhisme spreekt over de geest die geen begin en geen einde heeft. Het zonnestelsel bijvoorbeeld heeft dat wel, omdat alle materie vergankelijk is, maar de geest dus niet.

 
De geest, die “geen begin en geen einde” zou hebben, en reïncarnatie als eindeloze keten van opeenvolgende en aangesloten wedergeboorten. Maar die keten moet toch ooit gestart zijn? Wanneer en hoe is dat zelfbewustzijn (en dus dualiteit) ontstaan? Voor deze vragen kon ik voorlopig alleen bij Chögyam Trungpa terecht.

 

Bron:
Living Buddha
Clemens Kuby en Ulli Olvedi
Osho  Publikaties, 1995

zondag 10 maart 2024

Tulku's

In de documentaire Unmistaken Child (2008) speurt Tenzin Gopa, met behulp van wat vage aanwijzingen, jarenlang naar de reïncarnatie van zijn overleden meester. Uiteindelijk heeft hij succes en zijn ‘vondst’ wordt ook erkend door de dalai lama. Persoonlijk ben ik niet helemaal overtuigd, maar ik zou het graag willen geloven allemaal.

In 1994 was er Living Buddha van Clemens Kuby, met een soortgelijke zoektocht, namelijk naar de 17e Karmapa. In het boek bij deze film staan interessante  interviews met de dalai lama, waarin hij meer vertelt over de tradities en methoden bij het vinden van een tulku (iemand die vrijwillig geboren wordt). Zo zijn er bepaalde meditaties, waarbij in de vlam van een boterlamp gekeken wordt. Richting en kleur van de vlam kunnen dan een indicatie geven. Of soms is er na het overlijden een brief waarin staat: Ik word in die en die plaats geboren en de ouders heten zus en zo. Ervaren lama’s of mensen die gevorderd zijn in meditatie hebben vaak visioenen die aanwijzingen geven over een reïncarnatie. In het geval van de Karmapa had de dalai lama juist rond die tijd een droom gehad over de plaats en streek waar die geboren was. Er zijn ook mensen, vooral kleine kinderen, die duidelijke uitspraken doen over vorige levens. Dat is een heel belangrijke aanwijzing. Als de nieuwe fysieke structuur nog heel jong of zwak is, werkt de invloed van het vorige leven nog sterk door. In die tijd is het gemakkelijker je ervaringen uit het vorige leven te herinneren. Op grond daarvan worden bepaalde tests gedaan met voorwerpen van toen.

bron afb: still
 
Kuby denkt dat er velen zullen zijn die bijvoorbeeld de echtheid van zo’n brief in twijfel trekken, en menen dat iemand gewoon naar voren wordt geschoven en opgeleid. Zelfs veel boeddhisten denken dat. Maar volgens de dalai lama is dat dan eerder een politieke en persoonlijke kwestie. Het komt inderdaad wel eens voor dat de erkenning van een tulku gebeurt uit wereldse berekening of verlangen naar maatschappelijke status, zonder dat de geestelijke capaciteiten aanwezig zijn. De titel tulku wordt dan misbruikt als statussymbool om het aanzien en de erfenis van een gestorven meester binnen te halen.

Normaal gesproken krijgt de dalai lama informatie en ondervraagt vervolgens de betrokkenen en de kandidaat. Hij doet onderzoek, waarbij er rationele overwegingen zijn, maar ook methoden met meer intuïtie. Hij vraagt eventueel anderen die ervaring hebben om hulp, inclusief een orakel. Als de aanwijzingen positief zijn, is zijn conclusie dat de keuze in orde is. Kuby vraagt of dat orakel een waarheid kan verkondigen die boven geboorte en dood uitgaat? Volgens de dalai lama is dat mogelijk, als het een betrouwbaar en echt orakel is. En ook de geesten, maar dat hangt van hun spirituele ontwikkeling af. Geesten zijn als menselijke wezens, vele zijn spiritueel hoog ontwikkeld, andere niet. Vele hebben een diepe kennis, andere minder.

Ook onder tulku’s bestaan verschillen wat hun geestelijke capaciteiten betreft. Behalve degenen die uit vrije wil (weer) een lichaam aannemen, zijn er ook die zo’n hoog stadium van ontwikkeling hebben bereikt, dat ze niet slechts één enkele levensvorm kunnen kiezen, maar tegelijkertijd meerdere verschijningsvormen (emanaties) kunnen aannemen. Soms zijn er meerdere kandidaten, of meerdere incarnaties, bijvoorbeeld vijf. Die worden de manifestatie van het lichaam, van de spraak, van de geest, van de kwaliteit en van de activiteit genoemd. Er kunnen dus verschillende vormen van manifestatie bestaan. Dat hangt van het individu af, van de incarnatie. Natuurlijk kan er officieel maar één erkend worden. Er kan iets zijn dat ze verbindt, maar soms is hun relatie tot elkaar toch niet positief, al komen ze uit dezelfde bron voort. Dat kan ook gebeuren. Misschien is er dan een diepere, geheimzinnige betekenis, de dalai lama heeft geen idee. Soms ook brengt de dood van de ene emanatie ook de dood van de andere teweeg. Een tulku die volgens de Tibetaanse traditie herkend is, hoeft ook niet altijd de voortzetting van dezelfde persoon te zijn. Het kan bijvoorbeeld ook een vriend van een gestorven meester zijn, die de capaciteiten heeft om diens werk voort te zetten, en als reïncarnatie van de meester deze taak overneemt. Hij neemt dan het lichaam aan dat als de reïncarnatie van de meester wordt erkend.

De belangrijkste taak van een incarnatie is het werk van de voorganger voort te zetten, en alle verplichtingen te vervullen die zijn voorganger is aangegaan. Opvoeding en training zijn belangrijk, er moet voldoende tijd en gelegenheid zijn voor studie en meditatie, onderricht, initiaties en retraite. 



 
Bron:
Living Buddha
Clemens Kuby en Ulli Olvedi
Osho  Publikaties, 1995