zondag 17 december 2023

Zin

Dit is de laatste blogpost van dit jaar. Als het goed is, zal ik in januari de draad weer oppikken.

2023 was een mooi blogjaar, ik heb regelmatig gepost. Het was weer erg fijn om te maken, waarbij ik speciaal de blogposts over Tukdam en Janwillem van de Wetering wil vermelden. Verder waren er dit jaar korte series over de geschiedenis van het Tibetaans Dodenboek, en over het psychologisch commentaar van C.G. Jung.

Ik wens iedereen een prettige en rustige jaarwisseling toe, en al het goede voor een actief nieuw jaar, met veel bespiegeling.

bron afb.: sigmund.nl

zondag 10 december 2023

Anderen

Ik herinner mij mevrouw P., een wat serieuze oude dame, met wie ik wel eens een praatje maakte. Meestal kort, want zij had vaak haast. Dat kwam door haar “sociaal werk”, zoals ze altijd benadrukte. Zij liep namelijk een aantal mensen na, door haar steevast “bejaarden” genoemd. Zelf was ze de pensioengerechtigde leeftijd ook al ruimschoots gepasseerd, maar waarschijnlijk was haar uitgangspunt dat je, zolang je bejaarden ondersteunt, zelf nog niet oud bent. Dat je dat daarmee op afstand houdt.

Misschien is dat, bewust of onbewust, ook het geval met de filosofe uit dit stripje van Pieter Geenen. Zolang je over de dood plappert, blijft deze abstract en buiten beeld (of het moet anderen betreffen). Deze gedachtegang sluipt er zo in, dat kan iedereen gebeuren.

Maar de dood doet niet aan filosofie of theorie, alleen aan praktijk.

klik op afb. (bron: Pieter Geenen, Trouw)

maandag 4 december 2023

Yidam beoefening

Sebo Ebbens schreef op Bodhi een artikel over yidams, en dan speciaal de yidam Chenrezig. Nu ben ik bijzonder geïnteresseerd in yidams, omdat ze als beschermgoden een belangrijke rol spelen in de instructies van het Bardo Thödol. Avalokiteshvara (Chenrezig) wordt daarin genoemd en geëerd als de perfecte yidam ‘voor iedereen’, op hem kun je altijd rekenen. Deze ‘Boeddha van Mededogen’ wordt vaak afgebeeld met duizend ogen, die het lijden in alle hoeken van het universum zien, en duizend armen die overal hulp verlenen.  
 
Hoewel het Bardo Thödol even ter sprake komt, blijkt het stuk van Ebbens meer een praktische instructie voor yidam beoefening te zijn, visualiseren bij meditatie, met als doel mededogen (bij jezelf) op te wekken. “Visualisatie waarbij je tot in detail een bodhisattva voor ogen neemt en deze daarna in jezelf oplost. Op die manier roep je de verlichte kwaliteiten van de bodhisattva in jezelf op. Zo ontwikkel je bijvoorbeeld de kwaliteit van mededogen, door je te vereenzelvigen met yidam Chenrezig.”
 
 
In het Tibetaans boeddhisme zijn er talloze yidams te vinden, vertelt Ebbens, waarvan er in het dodenboek meer dan honderd beschreven worden. “Elke yidam representeert één of meer aspecten van de verlichte staat van geest”, is daar een afbeelding van. De yidam Chenrezig bijvoorbeeld staat voor de kwaliteit van het inherente mededogen, en Vajrapani representeert de kwaliteit van de vijf vaardige handelwijzen waarmee we dat mededogen kunnen vormgeven. Groene Tara helpt ons om ons te bevrijden van de angsten die ons afhouden van openheid. En Manjushri zorgt ervoor dat we contact kunnen maken met onze helderheid door het doorsnijden van wat ons belemmert.”

Ebbens vermeldt hierbij dat de yidams soms toornig worden afgebeeld, en soms vriendelijk. “Als ze toornig afgebeeld zijn, is dat omdat ze ons duidelijk willen maken dat we echt moeten luisteren naar wat ze te zeggen hebben. In elk geval verbinden we ons met één of meer kwaliteiten van de verlichte staat van geest, als we ons met één of meer van deze yidams verbinden.” Dat doen we door het visualiseren van een yidam, “daarmee activeren we onze eigen, inherente kwaliteiten zoals openheid, helderheid en mededogen, zodat we deze in kunnen zetten in ons dagelijks bestaan.”

Ervaring met visualiseren kan nog goed van pas komen, denk ik. Het Bardo Thödol geeft instructies aan de overledene, die passen bij zijn niveau van ontwikkeling. Als hij zich bijvoorbeeld bezighield met visualisatiebeoefening, krijgt hij de tekst (sadhana) voorgelezen die de visualisatie en verering van zijn godheid beschrijft. Dat moet hem aan zijn yidam herinneren. En in de bardo van wording bijvoorbeeld, wordt de overledene geadviseerd op Avalokiteshvara te mediteren, en hem te visualiseren, om zodoende niet opnieuw in een moederschoot of bestaanswereld te belanden.

Volgens Ebbens is het woord yidam is moeilijk te vertalen, in het Engels meestal ‘deity’, in het Nederlands wordt dat dan ‘godheid’. Maar die vertaling levert vooral misverstanden op. Yidam is een afkorting van de Tibetaanse begrippen ‘yid kyi dam tshig’. Dat betekent ‘onze geest (yid kyi) vol verbinden (dam tshig) met een afbeelding die de verlichte kwaliteiten van onze geest representeert.’ Ik moet denken aan Robert Thurmans vertaling van het Tibetaans Dodenboek, daarin komt het woord yidam helemaal niet voor. Hij noemt het consequent “je archetypische boeddhavorm”.

Het artikel van Ebbens vind je HIER.

zondag 26 november 2023

Sisser

Laatst dacht ik dat ik dood ging. 
Althans, ik hield daar serieus rekening mee. 
’s Nachts voelde ik mij onwel, iets aan mijn hoofd? Ik dacht aan allerlei mensen die ik ooit gekend heb, maar die nu erg dood waren. Hadden zij dit ook beleefd? En was het nu mijn beurt? Slapen durfde ik niet meer, want zou ik dan nog wel wakker worden? En hoe?

De mogelijkheid overviel mij, onverwacht en abrupt. Terwijl ik toch dagelijks bezig ben met sterfelijkheid en bardoblog. Ik voelde mij belachelijk, maar niet bang. Dat vond ik opmerkelijk. De situatie was interessant, maar kwam mij ontzettend ongelegen. Ik ben veel te jong, en wil graag nog wat jaartjes voortkeutelen met mijn partner. Wij hebben het best goed, realiseerde ik mij eens te meer. En dan al dat gedoe en narigheid waarmee die nu ineens opgezadeld zou worden! Medelijden en twijfel streden om voorrang. Was ik wel aardig genoeg geweest? Ik kan een enorme mopperkont zijn.

Hoewel alles (dit keer) met een sisser afliep, is er nog veel stof voor overpeinzing.

zondag 12 november 2023

Trippy eagle of souls

bron afb.: The Guardian

In de boekenrubriek van The Guardian, bij de bespreking van het boek Weird Medieval Guys van Olivia M. Swarthout, kwam ik deze opmerkelijke middeleeuwse afbeelding tegen. Het is een voorstelling van de stralende adelaar uit La Divina Commedia. Dante en zijn gids Beatrice reizen door de hemel en ontmoeten deze vogel, die is samengesteld uit de zielen van alle rechtvaardigen. Swarthout vindt het “such a powerful image and quite trippy”.
 

Ik heb de betreffende passage even opgezocht in mijn exemplaar van de Divina Commedia, vooral omdat ik benieuwd was hoe de interpretatie van Gustave Doré er uit zou zien. De adelaar wordt opgevoerd in de Negentiende Zang (Paradiso). De verenigde rechtvaardigen zitten hier duidelijk op één lijn, zij spreken met één stem. De adelaar zegt ‘ik’ en niet ‘wij’. Dante gebruikt de gelegenheid om een kwestie ter sprake te brengen die hem erg dwarszit, namelijk de uitbanning van de deugdzame heidenen uit het Paradijs. En dan ook nog het bestaan van een uitverkoren volk! Hij vindt dat erg moeilijk te aanvaarden. De adelaar gaat daarop in en bespreekt het leerstuk uitgebreid, maar op koele en strenge wijze, in drie opeenvolgende Canti (19,20,21). Het komt erop neer dat het menselijk begrip zeer beperkt is, en dat Gods wegen en besluiten ondoorgrondelijk en rechtvaardig zijn.
 
Dit is de illustratie van Gustave Doré (1832-1883):
 

 
Bronnen:
The Guardian, 28 oktober 2023

Dante Alighieri
Divina Commedia
Bruna, 1988

zaterdag 4 november 2023

Ego, geest en zelf

In het uitgebreide commentaar (1935) van C.G. Jung op het Tibetaans Dodenboek, kwam ik een citaat tegen van zijn collega Sigmund Freud, die ooit als eerste opgemerkt zou hebben dat ‘het ego de ware locatie van de angst is’. Diezelfde week las ik ergens een quote van de Indiase meester Shantideva (8e eeuw): ‘Alle leed en angst komen voort uit de geest, en het grijpen naar een zelf.’

Ego, geest, zelf? Bedoelen de heren hier nu precies hetzelfde?

Freud bracht met zijn opmerking ‘een ware en diep intuïtieve overtuiging onder woorden’, vond Jung, want ‘diep in elk ego schuilt de angst voor het zelfoffer’. De onbewuste krachten willen zich juist volledig uiten. Iedereen die streeft naar zelfverwerkelijking (individuatie) krijgt onherroepelijk met deze angst te maken, want bij het ‘totale zelf’ hoort natuurlijk ook datgene waar je bang voor bent, en waarvan je misschien dacht verlost te zijn.

De term ego heeft Freud bedacht (het woord komt uit het Latijn en betekent ‘ik’). De menselijke psyche werd door hem verdeeld in drie verschillende bewustzijnsniveaus: ego, id en superego. Het ego is het rationele en praktische deel van onze persoonlijkheid en werkt gedeeltelijk bewust en deels onbewust. Het is wat je denkt over jezelf, je zelfbeeld. Id is dan het primitieve dierlijke instinct, diep in het onderbewuste.

 
In het Tibetaans boeddhisme is ego een ander verhaal. In een vorige blogpost beschrijft Chögyam Trungpa de ontwikkeling van de vijf skandha’s, de vijf ‘aggregaten’. Het zijn de basiselementen van onze ervaring: vorm, gevoel, perceptie, mentale formaties en bewustzijn. Het is maar een verzameling neigingen, maar onze verwarde geest ziet zichzelf als een vast en blijvend iets. Hij gelooft in een zelf of ego. En zo leven wij in een vergissing en zien niet wat we werkelijk zijn. Op het cruciale sterfmoment herkennen wij (daardoor) het Heldere Licht niet, en worden leven na leven (door de geest) in een web van onwetendheid gevangen gehouden. De geest is de schepper van onze werkelijkheid.

Twee versies ego, twee keer zelfbedrog. Niets is wat het lijkt. Je houdt vast, je houdt af, je hebt angst.

De christelijke traditie zet daar iets definitiefs naast: de onsterfelijke ziel. Opgaan in hemelse eenheid bij, met, naast God, is hier het hoogst haalbare. Het boeddhisme doet niet aan ziel. Het bewustzijn (de geest) kan op het sterfmoment volledig samensmelten met het Heldere Licht, de Eenheid (God, zo je wilt). Maar als dit niet lukt, ga je door naar een volgende incarnatie. Er is continuïteit. De gewone neigingen komen dan weer op, in de vorm van gedachten en emoties en hun projecties. In de bardo van dharmata ontvouwen zich de indrukken van de vijf innerlijke elementen. Afhankelijk van je beleving, ervaar je deze beelden en figuren als angstaanjagende bardokrachten, óf als overweldigende energieën van verlichting.

 
 
Voornaamste inspiratie:
Psychologisch commentaar door Carl Gustav Jung
Het Tibetaanse Dodenboek
Walter Evans-Wentz
Ankh Hermes, 2017
 
Sogyal Rinpoche
Dagend inzicht
Servire, 1995

vrijdag 27 oktober 2023

Symmetrie en Harmonie

De hemel van… Magnus Wallin

(De hemel van… Afl.24)

Magnus Wallin (1965) is een Zweedse kunstenaar, hij maakt onder andere korte video animaties. In de vorige blogpost werden Exit (1997) en Limbo (1999) besproken. Wallin verwerkt soms menselijk bloed of lichaamsdelen, zoals schedels en beenderen, in zijn kunstwerken. Hij lijkt mij nogal geobsedeerd door het imperfecte menselijk lichaam, en de (volgens hem) negatieve maatschappelijke bejegening van de invalide medemens.

In de hemel die Wallin schetst in zijn creaties (waarschijnlijk niet zijn hemel), is alles en iedereen perfect. Er is symmetrie en harmonie, iedereen is en doet hetzelfde. Geen gebrekkigen en geen rafelrandjes in deze utopische omgeving. In Limbo worden de misvormde hoofdpersonen zelfs door engelen verjaagd, en eindigt de film hemels met gekloonde synchroonzwemmers in een paradijselijk zwembad. Buitenbeentjes zijn nergens te bekennen.

Het zal Wallins kritiek zijn op het ultieme doel van westerse wetenschap: genetisch perfecte menselijke wezens, die een maatschappelijk perfecte wereld bewonen. Kneusjes zijn er niet welkom. Een dergelijke droom grenst aan fascisme, vindt Wallin. De illusie van een volmaakt menselijk lichaam schept en benadrukt allerlei tegenstellingen, zoals goed en kwaad, juist en fout, mooi en lelijk, nuttig en nutteloos. Doorheen de geschiedenis is er sprake van sociaal onderscheid. De belaagde invaliden in Exit bijvoorbeeld, zijn gebaseerd op tekeningen uit de 15e eeuw van Jeroen Bosch. Symmetrie en volmaaktheid zouden een goddelijke harmonie reflecteren, misvormingen boezemen ons afkeer in.

Het menselijk lichaam wordt meer en meer gefragmenteerd, als een soort machine, waarvan de delen makkelijk verbeterd of vervangen kunnen worden. In de animatie Skyline (2000) springt een groep atletische mannen om de beurt van een trapeze, een leegte tegemoet. Zij slaan te pletter tegen een toren en vallen in stukken neer op een onderzoekstafel in een anatomisch theater. De klokkentoren (uit het Berlijnse Olympisch Stadion) is ook te zien in Limbo

bron afbeeldingen: still

In Limbo wordt Wallins hemel voor de ontsnapten uit Exit getoond, maar wat is er met de anderen gebeurd, die wel door het vuur zijn gegrepen? Dat kunnen we zien in Physical Paradise (1998). Deze invaliden belanden in een soort alternatief concept van paradijs, een enorm cirkelvormig ruimtestation. De ronde constructie zou hier refereren aan de beweging om het meer in Jeroen Bosch’ Tuin der Lusten. Paradijs betekent ook tuin, en tuin is gecontroleerde natuur.

De korte animatie begint met duisternis. We arriveren in het midden van het ruimtestation, met eerst nog meer duisternis, dan kleuren. Een vriendelijke stem heet ons welkom in Physical Paradise en wenst ons een plezierige reis. Er volgt een snelle aaneenschakeling van beelden en kleuren, het is of we een lange caleidoscoop-achtige tunnel worden ingetrokken, met veel bochten. Er klinken natuurgeluiden, vogels en hawaii muziek. Aan het einde een rustig blauw en er zijn lichten. De tunnel zou hier een metafoor zijn voor verandering van bewustzijn, richting een soort van transcendentie.





Wat zou Wallin eigenlijk vinden van de hedendaagse verheerlijking van jeugd? Ouderdom en verouderen zijn nu ook defecten geworden, tekortkomingen die verborgen moet worden. Botox en lichaamscorrectie zijn overal. Hij kan, naar mijn mening, zo een aanvulling maken op zijn vierluik.

De filmpjes kun je bekijken op de website van de kunstenaar, HIER


Voornaamste bron:
magnuswallin. com

vrijdag 20 oktober 2023

Exit en Limbo

bron afbeeldingen: still

Lang geleden (2001) zag ik voor het eerst iets van de Zweedse (video)kunstenaar Magnus Wallin (1965). Dat was in Rotterdam, bij een grote Jeroen Bosch tentoonstelling in Museum Boijmans. Op een wand werden non stop twee opeenvolgende animatiefilmpjes geprojecteerd, samen zo’n 7 minuten intens materiaal. Exit en Limbo, ik kon er geen genoeg van krijgen.
 
 
Wat was hier de link met Jeroen Bosch? De acht personages in Exit (1997), allemaal met een lichamelijke beperking, zijn gebaseerd op schetsen van Bosch uit de 15e eeuw. In het filmpje bevinden zij zich in een nachtmerrieachtige situatie. Achtervolgd door een voortrazend vuur, proberen ze al hinkelend en strompelend door een lange gang aan de dood te ontsnappen. Aan alle kanten zijn ze ingesloten door hoge muren met ontelbare gaten/ramen. Elke keer als de genadeloze vlammen iemand inhalen en opslokken, klinkt er luid en triomfantelijk gejuich en applaus. Een paar gebrekkigen lukt het zichzelf te redden, met de hulp van een helikopter die op ze wacht.
 
 
Met Limbo (1999) wordt het verhaal vervolgd. De helikopter met aan boord de drie aan het vuur ontsnapte invaliden, nadert een kennelijk veilig toevluchtsoord, dat sterk lijkt op het Berlijnse Olympisch Stadion uit de nazitijd. Op een heel hoge toren staat ‘Limbo’ geschreven. 
 

De helikopter dooft de Olympische vlam, en wordt vervolgens aangevallen door een menigte engelen. Zij dwingen de helikopter omlaag en door een opening in de grond. Tijdens de lange en duistere val gaat de helikopter door het oog van God Zelf, om uiteindelijk te arriveren bij een exotisch bad in Romeinse stijl. Daar wordt in perfecte synchroniciteit gezwommen door een aantal gekloonde figuren. Een parade van zuivere geometrische symbolen en tekens.



 
Na dit bombardement aan indrukken en beelden blijft de kijker (ikzelf in ieder geval) achter met allerlei vragen. Zoals: wat is hier de boodschap? En hoezo ‘Limbo’? Ik was vooral gefascineerd door het ongebruikelijke hiernamaals en de Jeroen Bosch elementen. Informatie was er niet, toen, maar het gaat vooral om die invalide personages, zo bleek later. Wallin lijkt mij nogal geobsedeerd door het menselijk lichaam, en dan vooral de tekortkomingen, of eigenlijk de reactie van ‘de maatschappij’ daarop. Perfectie tegenover imperfectie. De doorgeslagen cultuur van het bijschaven en verbeteren, het buitensluiten van de medemens die niet aan de norm voldoet.
 

In de volgende blogpost meer Magnus Wallin.
De filmpjes kun je bekijken op de website van de kunstenaar, HIER.
 

Voornaamste bron:
magnuswallin.com

vrijdag 6 oktober 2023

Een product van het onbewuste

Commentaar van C.G. Jung bij het Tibetaans Dodenboek  (5/5)
 
Vervolg van de vorige blogpost.
Jung probeert het Bardo Thödol in te lijven in zijn eigen psychologische theorie. 
 
Het hele boek is samengesteld uit de archetypische inhouden van het onbewuste. Daarachter ligt geen fysische of metafysische realiteit, maar alleen de realiteit van psychische gegevenheden. Zelfs de vijf dhyani-boeddha’s zijn dat. De overledene moet dat inzien, ook al had hij tijdens zijn leven niet door dat zijn ziel en ‘de gever van alle gegevenheden’ identiek zijn. De wereld van goden en geesten is 'slechts' het onbewuste in mij. En omgekeerd natuurlijk: het onbewuste is de wereld van goden en geesten buiten mij.


Toch, aan het slot van zijn lange inleiding, komt Jung nog met een soort disclaimer. Dat omkeren van die volgorde heeft hij ons alleen aangeraden om de zaak begrijpelijker te maken. Het is dus niet de oorspronkelijke bedoeling van de teksten. En ook de psychologische functie die wij (hij) eraan toekennen is natuurlijk hooguit een secundair doel. Dit uitzonderlijke boek is in de eerste instantie bedoeld als instructie voor de overledene in de bardo.

Jung vindt het bijna verleidelijk om aan (het visioen van) dit bardobestaan een zekere realiteit toe te kennen. Het is zo anders dan onze religieuze fantasie, die prachtige voorstellingen van het hiernamaals maakt. Nee, dan de bardo, met zijn bedrieglijke en steeds meer degeneratieve droomtoestand. Goed gevonden, vindt Jung. Het degeneratieve karakter van het bardo-bestaan lijkt op de ‘geestenwereld in de Westerse spiritistische literatuur. De daarin beschreven communicatie vindt Jung banaal en vervelend. Die zogenaamde mededelingen uit de ‘geestenwereld’ zijn natuurlijk een product van het onbewuste van de deelnemers aan de seance, inclusief het medium. En deze interpretatie kunnen wij, met ons wetenschappelijk inzicht, ook toepassen op de beschrijving van het hiernamaals in het Dodenboek.

Jung besluit met de conclusie dat het Bardo Thödol een geheim boek was, en nog steeds is. Want hoeveel commentaren we er ook over schrijven, om het te begrijpen moet je beschikken over geestelijke vermogens, die niemand van nature bezit (maar die je door een bijzondere manier van leven eigen kan maken). Het is bedoeld voor diegenen die ervan doordrongen zijn geraakt dat ze niet te veel waarde moeten hechten aan het nut, het doel en de zin van onze huidige 'beschaving'.


 
Voornaamste bronnen:
Psychologisch commentaar door Carl Gustav Jung
Het Tibetaanse Dodenboek
Walter Evans-Wentz
Ankh Hermes, 2017
 
Donald S. Lopez, Jr.
The Tibetan Book of the Dead; A Biography 
Princeton University Press, 2011

donderdag 28 september 2023

De wereld van goden en geesten

Commentaar van C.G. Jung bij het Tibetaans Dodenboek  (4/5)
 
Vervolg van de vorige blogpost.
Omkeren in sidpa bardo kan niet, vanwege karma en risico’s. Jung geeft het toe. Ons doel is dus proberen het chöniyd bardo te begrijpen.

Dit is de bardo van dharmata, ‘de tussenstaat van de realiteit’. Een werkelijkheid van projecties uit de eigen verwarde gedachtenwereld. Hier wordt de overledene gekweld door gruwelvisioenen. Hij geeft zich over aan fantasie en verbeelding, niet geremd door de bewuste geest. De psychische restjes van het vorige leven vormen deze karmische illusie. En karma, daar heeft Jung niets mee. Een soort psychische erfelijkheidsleer uit ‘het Oosten’, gebaseerd op de hypothese van reïncarnatie. Onmogelijk te bewijzen, en wij (kennis en verstand) weten wel beter.

Vervolgens komt Jung met zijn archetypen van het collectieve onbewuste aanzetten, een bijzondere groep universele instellingen van de geest. 'Kenmerkende beelden', constructies van de fantasie, afgeleid van de meest transcendente emotionele momenten van de mensheid, en niet door familie of ras bepaald. Sommige ideeën zijn overal ter wereld hetzelfde, bijvoorbeeld ‘doden weten niet dat ze dood zijn’. Donald Lopez wijst erop dat Jung hier blijkbaar, in tegenstelling tot Evans-Wentz, geen historische beïnvloeding ziet tussen Griekse mysterie sekten en Aziatische yogi’s.


De chönyid toestand kun je vergelijken met een opzettelijk veroorzaakte psychose, waarschuwt Jung. En kijk ook maar uit met yoga, ‘met name de beruchte koendalini-yoga’. Dit punt maakt hij in bijna al zijn geschriften en commentaren over Azië. Vaak inclusief dezelfde culturele oost-west stereotypen, en dezelfde poging om "Oosters" bewustzijn te interpreteren in het licht van zijn theorie van het onbewuste. En ook nu weer probeert Jung Aziatische wijsheid in te lijven in zijn eigen psychologische theorie. Zelfverzekerd reduceert hij een complex religieus systeem, met een eigen lange traditie van exegese, naar zijn eigen psychologische systeem. Initiatie is psychoanalyse en “de wereld van goden en geesten is ‘alleen maar’ het collectief onbewuste binnen in mij”.

Volgende keer verder.


 

Voornaamste bronnen:
Psychologisch commentaar door Carl Gustav Jung
Het Tibetaanse Dodenboek
Walter Evans-Wentz
Ankh Hermes, 2017

Donald S. Lopez, Jr.
The Tibetan Book of the Dead; A Biography 
Princeton University Press, 2011

donderdag 21 september 2023

Ervaring in utero

Commentaar van C.G. Jung bij het Tibetaans Dodenboek  (3/5)
 
Vervolg van de vorige blogpost
We moeten het Bardo Thödol andersom lezen, vindt Jung. En Sidpa Bardo is al helemaal ontraadseld, met dank aan de freudiaanse psychoanalyse.
 
Tijdens het analytische proces wordt de ‘Europeaan’ ver teruggevoerd door dit specifiek freudiaanse gebied. Helaas zijn herinneringen aan het bestaan in de baarmoeder dan wel de uiterste grens, hier kwam de zaak tot stilstand. 
Ontzettend jammer vindt Jung dat. Waren de herinneringen in utero maar iets verder teruggevolgd. Dan zou sidpa bardo gepasseerd zijn, en waren we zomaar uitgekomen bij het laatste stukje chönyid bardo! En als er op die reis terug ook maar een glimp van een ervarend subject gevonden zou zijn, dan zou dat beslist geleid hebben tot een bewezen bestaan vóór de moederschoot, een bestaan in de bardo, en uiteindelijk een bewijs voor reïncarnatie. 
 
Maar helaas, de psychoanalytici zijn zelfs nooit verder gekomen dan vermoedens over ervaring in utero. Freud moest niets van metafysica hebben, hij was tegen het bestuderen van ‘occulte’ ideeën en het koppelen ervan aan de psychoanalyse. Jung daarentegen vond parapsychologie en paranormale verschijnselen juist wel belangrijk. (Niet dat hij zelf veel gedaan heeft om bijvoorbeeld reïncarnatie te bewijzen.)


Eigenlijk kan het niet eens, omkeren in sidpa bardo. ‘De straffe wind van het karma’ jaagt de overledene hier juist vooruit, richting moederschoot. Jung geeft het ronduit toe in zijn voorwoord: er is ‘een intens neerwaarts streven naar de dierlijke sfeer van het instinct en de lichamelijke wedergeboorte’, waardoor sidpa en chönyid gescheiden blijven. De oversteek zou bovendien een enorm riskante omkering zijn van het eigenlijke doel van de bewuste toestand. Ego is 'de ware locatie van de angst' (Freud), en hier zou de stabiliteit van het bewuste ego zomaar opgeofferd worden, overgeleverd aan de extreme onzekerheid van een chaotisch lijkend spel van fantastische figuren.

Laten we dus proberen het chöniyd bardo te begrijpen, zegt Jung, want dat is onze eigenlijke taak.

 



Voornaamste bronnen:
Psychologisch commentaar door Carl Gustav Jung
Het Tibetaanse Dodenboek
Walter Evans-Wentz
Ankh Hermes, 2017

Donald S. Lopez, Jr.
The Tibetan Book of the Dead; A Biography 
Princeton University Press, 2011