Karma Lingpa’s ontdekking bevatte een verzameling teksten, gericht op bevrijding in
de bardo. Dit onderricht werd samengesteld door Padmasambhava, tezamen met de sadhana van de twee mandala’s van 42 vredige en
58 toornige godheden (de Guhyagarbha
Tantra).
Opvallend
is dat Robert Thurman maar één mandala noemt. Hij beschrijft het zo:
"Geheel geschikt voor de omstandigheden was het nu ontdekte werk, dat de
mandala gebruikte (het gezuiverde zonnestelsel) van de Guhyagarbha Tantra, een van de belangrijkste ‘oude tantra’s’
(vertaald in de achtste en negende eeuw). Deze mandala veranderde de gewone
menselijke wereld in een volmaakte omgeving van verheven gelukzaligheid, die
werd bewoond door een gemeenschap van honderd vreedzame en toornige
archetypische boeddhavormen, die de elementen van het menselijke psychologische
bestaan in hun volledig ontwikkelde vorm vertegenwoordigden. Deze boeddhavormen
drukten het volledig vrij zijn van enig dwangmatig bestaan uit, volmaakt
gelukkig in hun gekozen functies met het even volmaakte vermogen hun geluk met
alle anderen te delen, overeenkomstig de capaciteit van die anderen om aan dat
delen deel te nemen. Ze dienden als de mal van het doel van de menselijke
evolutie en zijn om die reden archetypes van het verlichte resultaat van alle
menselijke fysieke en spirituele energieën. Deze mandala is door ingewijden
lang gebruikt voor hun eigen creatieve en transcendente meditaties.”
De iconografie en symbolisme van de honderd godheden brachten vervolgens een heel genre aan geschriften op gang, in Tibet bekend als de Cycles of the Peaceful and Wrathful Deities (zhi-khro). Het Tibetaans Dodenboek (Bardo Thödol) zou ook zo’n zhi-khro tekst zijn. Donald Lopez bijvoorbeeld schrijft over het Chönyid Bardo (bardo van dharmata): “The disintegration of the personality brought on by death reveals reality, but in this case, not as the the clear light, but in the form of a mandala of forty two peaceful deities and a mandala of fifty-eight wrathful deities. These deities appear in sequence to the consciousness of the deceased in the days immediately following death.”
De
bijzondere bijdrage van Karma Lingpa’s ontdekking lag in de uitbreiding van de
toegang tot de mandalawereld van deze meditatieve archetypen. Hier was geen
initiatie of studie vereist. Ook voor de ‘gewone man’, zonder levenslange
spirituele opleiding in een klooster, was er nu de mogelijkheid om deze
mandalagemeenschap van honderd boeddhavormen (van zijn eigen geperfectioneerde
energieën) tegemoet te treden tijdens zijn hevigste crisis: het sterfmoment en
de oversteek daarna. (Hoewel het onderricht hem van alle kanten aanspoort om
niet op dat kritieke ogenblik te wachten.) Hij had nu onmiddellijke toegang tot
de hoogste techniek van ‘ruimtereiziger’, om vrij en gemakkelijk door de bardo
te reizen. Met een intelligentie die tijdelijk negen maal sterker is, dus met
een beter begrip van de realiteit en de geboden kansen.
Lees in
een volgende blogpost hoe Karma Lingpa’s schattekst een aantal keer werd
aangepast, en uiteindelijk in 1927 gepubliceerd als het Tibetaans Dodenboek.
Voornaamste
bronnen:
Francesca
Fremantle en Chögyam Trungpa
Het
Tibetaans Dodenboek
Servire,
1991
Robert
A.F. Thurman
Het
Tibetaanse Dodenboek
Altamira-Becht,
tweede druk 2006
Donald
S. Lopez, Jr.
The
Tibetan Book of the Dead; A Biography
Princeton
University Press, 2011