In een aantal voorgaande blogposts heb ik het gehad over het filosofische uitgangspunt dat de ziel het lichaam vormgeeft en realiseert, en niet andersom. Aristoteles kwam ter sprake en de Hindoeïstische Jivatman.
Eckhart Tolle formuleert het in een van zijn boeken nog weer anders, maar hij lijkt uiteindelijk toch hetzelfde te bedoelen. Tolle heeft het dan over bewustzijn dat vorm wordt, het incarneert in de gemanifesteerde dimensie en betreedt dan een droomachtige toestand. De intelligentie blijft, maar het bewustzijn verliest het bewustzijn van zichzelf. Het verliest zich in vorm, identificeert zich met vormen. Het is ‘het afdalen van het goddelijke in de materie’. In feite een stap achteruit. En glimpen van een (opnieuw) ontwaken komen pas weer op het moment dat een afzonderlijke vorm uiteenvalt, dat wil zeggen bij de dood. En dan begint de volgende incarnatie, de volgende identificatie met vorm, de volgende afzonderlijke droom die deel uitmaakt van de collectieve droom.
Waarom het telkens opnieuw op een volgende incarnatie uitdraait (terwijl dat zo overduidelijk een stap terug is) kun je lezen in het Bardo Thödol. ‘De glimp van ontwaken’ (het heldere licht) wordt door de meeste overledenen niet herkend en zij blijven weer in het bardo steken. Zij zullen hier opnieuw schrikken van de heftige geluiden en angstaanjagende (zelfgecreëerde) voorstellingen en dan sterk verlangen naar iets ‘vertrouwds’.
Vanwege de gerichtheid op het materiële zal de overledene zich aangetrokken voelen door de samsarische manifestaties in het bardo. Het resultaat is dat hij verder gestuurd wordt in de richting van een volgend leven. De neiging van de geest tot consolideren en grijpen zal uiteindelijk uitdrukking vinden in een fysieke wedergeboorte. De drang van de geest om in een specifieke bestaanswereld (een van de zes) te leven zet ons daartoe aan. Hopelijk slaagt de overledene er dan in om zijn geest te richten op een menselijke wedergeboorte, dan is de cirkel weer rond en wordt hij weer geboren in de natuurlijke bardo van dit leven. Gevlucht in een nieuwe incarnatie, alles begint opnieuw, terug bij af.
Ook in dit laatste voorbeeld ontwikkelt het fysieke lichaam zich uit de geest, die de vijf elementaire eigenschappen belichaamt. Het fysieke lichaam zelf is doortrokken van deze eigenschappen en op basis van dit geest/lichaamcomplex nemen wij de uiterlijke wereld waar, die op haar beurt uit de vijf elementaire kwaliteiten (aarde, water, vuur, wind, ruimte) is samengesteld. Maar hier begeven wij ons op het terrein van de Tibetaans tantristisch-boeddhistische verklaring van het lichaam. Daarover misschien later mee op dit blog.