zondag 17 september 2023

Andersom

Commentaar van C.G. Jung bij het Tibetaans Dodenboek  (2/5)
 
Vervolg van vorige blogpost
In 1935 verscheen de eerste Duitstalige uitgave van het Tibetaans Dodenboek en C.G. Jung schreef er de uitvoerige inleiding voor. Hij was erg enthousiast.
 
Het lijkt er op dat Evans-Wentz met zijn Engelse vertaling de tekst van het Bardo Thödol ‘gebruikt’ heeft om bepaalde theosofische denkbeelden wat extra gezag te geven (volgens Lopez heeft hij hierbij speciaal naar overeenkomsten gezocht). En, o ironie, nu doet Jung hier, in zijn inleiding, in feite hetzelfde met Evans-Wentzs boek! Hij gebruikt de gelegenheid om vooral zijn eigen theorieën nog eens flink te onderstrepen (en terloops Sigmund Freud (1856-1939) af te kraken). Ooit werkten de heren samen aan de psychoanalyse, maar Jung vormde later zijn eigen stroming. Na allerlei persoonlijke en theoretische meningsverschillen ging ieder zijn eigen weg, en in 1913 kwam het tot een definitieve breuk.
 
 
Jung noemt het perspectief van het Bardo Thödol uiterst psychologisch. De Tibetaanse termen voor de stadia van dood en wedergeboorte neemt hij over (chikai bardo, chönyid bardo en sidpa bardo), maar hij raadt ‘de Westerling’ aan om de tekst in een andere volgorde te lezen, namelijk van achteren naar voren. Dus van wedergeboorte via de tussenstaat terug naar de dood. Begin niet met het belangrijkste, het hoogtepunt, want dat is ‘typisch Oosters’, maar zet dat juist aan het eind en werk er dan naar toe. Niet als een voorbereiding op reïncarnatie, maar als (christelijk) ‘initiatieproces’ gericht op de dood. De diverse godheden kunnen daarbij naar eigen goeddunken door christelijke symbolen vervangen worden.

Sidpa bardo (de laatste fase van het Bardo Thödol) heeft trouwens, vindt Jung, dankzij de psychoanalyse allang geen geheimen meer voor de westerse rationalistische geest. Het dwalende bewustzijn van de overledene valt er ten prooi aan seksuele fantasieën, wordt aangetrokken door de aanblik van copulerende paren, raakt gevangen in een moederschoot en komt weer op het aardse niveau ter wereld. En seksuele fantasieën, dat is nou precies het terrein van de freudiaanse psychoanalyse, ‘de analyse van het onbewuste’, het enige ‘initiatieproces’ dat in de westerse cultuur nog leeft. En mét een actieve rol voor het Oedipuscomplex.

Volgende keer verder.

 

Voornaamste bronnen:
Psychologisch commentaar door Carl Gustav Jung
Het Tibetaanse Dodenboek
Walter Evans-Wentz
Ankh Hermes, 2017
 
Donald S. Lopez, Jr.
The Tibetan Book of the Dead; A Biography 
Princeton University Press, 2011