In het Bardo Thödol heb je de beeldspraak van
een kind dat zijn moeder weer ontmoet en herkent. Erg mooi vind ik dat. Het
kind is in dit geval de overledene voor wie het Heldere Licht (de Moeder) een
ogenblik straalt. Het is zijn kans op bevrijding, het ondeelbaar oplossen in de
essentie, de Eenheid. En in feite het einde van een langlopend tragisch
misverstand, want die lange reeks pijnlijke reïncarnaties was helemaal niet
nodig geweest. Het is het gevolg van een foute mindset van onze verwarde geest,
die gelooft in dualiteit, zelf en ego. Wij zien onszelf als een vast en
blijvend iets, maar zijn slechts een verzameling neigingen: de vijf skandha’s.
De
ontwikkeling daarvan wordt door Chögyam Trungpa Rinpoche in een van zijn
boeken* heel mooi uitgelegd. Hij laat zien hoe de open ruimte, intelligentie en
eenheid die wij werkelijk zijn, transformeert tot misvattingen en het ontstaan
van onwetendheid. Onze ‘dans’ in de open ruimte wordt veel te wild en energiek,
waardoor wij zelfbewust worden. De openheid zien we niet langer meer, we hebben
alles massief gemaakt. We nemen de ruimte waar als vast en zien onszelf apart
van alles. Dit is de eerste skandha, het creëren van Onwetendheid Vorm. Hierover
ging een vorige blogpost.
De
eerste skandha heeft drie stadia. In zijn boek maakt Trungpa de vergelijking met
een woestijn, een volledig open vlakte (de open ruimte die wij zijn), waar een
van de zandkorrels ineens gaat rondkijken en tot de foute conclusie komt dat
hij iets aparts is. Het begin van dualiteit, de ‘geboorte van onwetendheid’,
stadium één.
Het
tweede stadium van Onwetendheid Vorm wordt ‘van binnen geboren onwetendheid’ genoemd.
Je staat apart, een individuele zandkorrel, en dat is altijd al zo geweest. Denk
je. Zelfbewust ben je, maar niet erg op je gemak. Daarom probeer je een
schuilplaats voor jezelf te creëren. Je bent verward en staat alleen. Je ziet
jezelf los van het elementaire landschap van ruimte en openheid.
Het
derde stadium heet ‘zichzelf-observerende onwetendheid’. Je loert zo’n beetje
naar jezelf, als een ding buiten jezelf, en dit leidt tot een eerste besef van
‘het andere’. Je gaat je nu bezig houden met een zogenaamde ‘buiten’-wereld, en
begint de wereld van vormen te creëren. En in plaats van gewoon te zien wat is,
reageer je alleen nog maar op je projecties. Er is helemaal geen situatie van
‘laten zijn’, je negeert voortdurend wat je bent. Dit is onwetendheid.
De
tweede skandha is Gevoel, het verdedigingsmechanisme dat wordt opgezet om onze
onwetendheid te beschermen. We beginnen ons naar buiten te richten en de
kwaliteiten van ‘het andere’ te voelen. Hierdoor stellen we onszelf gerust dat
we bestaan, want als ik dat daar kan voelen, dan moet ik hier wel zijn.
De derde
skandha, Waarneming-Impuls, moet ego nog wat steviger in het zadel helpen. We
raken gefascineerd door onze eigen schepping, die we geleidelijk gaan
verkennen. En per situatie vormen we ons een oordeel, voor of tegen of onverschillig.
Dit zijn de drie soorten impulsen: haat, verlangen, domheid.
De vierde
skandha is Begrip. Je gaat de dingen benoemen en in categorieën indelen.
Etiketjes plakken.
Bij de
vijfde skandha, Bewustzijn, vindt een samensmelting plaats. Intuïtieve
intelligentie (tweede skandha), energie (derde) en intellectualisering (vierde)
worden gecombineerd om gedachten en emoties voort te brengen. Op dit niveau vinden
we, naast oncontroleerbare en onlogische patronen van ronddwalende gedachten,
ook de Zes Rijken.
Dit is
het volledige beeld van ego. Als we overlijden vallen alle bestanddelen van ons
lichaam en onze geest uiteen en
lossen op. Alles wat de verlichte geest tijdens het leven heeft verduisterd
valt weg en er is niets meer dat onze ware natuur verhult.
*Bron:
Spiritueel
materialisme doorsnijden
Chögyam
Trungpa
Servire,
tweede druk 1999