Op het
sterfmoment (zie vorige blogpost) verlaten het etherisch (energie)lichaam en
het astraal lichaam via de kruin het
fysiek lichaam. Dat staat ook vermeld in het Bardo Thödol. Ik neem aan dat Steiner, met zijn theosofische
verleden, bekend was met deze Tibetaanse teksten. Nu treedt de stervende een
totaal andere wereld binnen, een bijzonder moment, niets is hier zoals het op
aarde was. Stolp illustreert dit met een interessante omdraaiing: voor de
achterblijvers lijkt het of de stervende hen verlaat, en achterlaat om een hogere
wereld binnen te gaan, maar voor de stervende is het juist andersom. Zijn
fysiek lichaam valt van hem af en glijdt weg, steeds verder, terwijl ook zijn
geliefden (en de aarde) zich van hem afbewegen. Het lijkt of ze hem in de steek laten. Hij moet zich helemaal
opnieuw oriënteren, het begin van een ingrijpend en allesomvattend
transformatieproces: de overledene wordt omgevormd tot bewoner van de
geestelijke werelden, een geestelijk wezen.
Voor hem
is het nu vreugde alom, zij het dat de mate daarvan bepaald wordt door zijn
niveau van bewustzijn en voorbereiding. Er zijn ook overledenen die pas na een
lange tijd ‘wakker worden’. Begin dus al tijdens je aardse leven met
voorbereiden, het Bardo Thödol hamert
daar ook op! De overledene beseft dat geest sterker is dan materie, en dat
maakt enorme indruk. Voor hem gaat het licht nu ‘aan’. Hij krijgt inzicht in
het eigenlijke geheim van het stralende lichtwezen dat hem begeleid, de
Zonnegeest, de kosmische Geest, die anderen Jezus Christus noemen. Hij snapt nu
de zin van het leven op aarde: dat is de liefde die van Jezus Christus uitgaat.
Hij gaat een bewuste verbinding aan met dit lichtwezen, wat ook weer veel
vreugde genereert. De veelheid aan indrukken en prikkels doen de dode duizelen.
Hij valt bijna flauw, maar wordt weer wakker en zich bewust van de situatie
door concentratie op zijn voormalige fysieke lichaam. Dit zal nog vaker nodig
blijken op de lange reis. Hij ziet ook een lege plek op aarde, zijn plek, die openblijft tot hij weer
reïncarneert. Voor hem een extra reden tot blijdschap: het leven was kennelijk (toch)
zinvol.
Alle herinneringen
van de overledene zijn opgeslagen in zijn etherisch lichaam, en nu krijgt hij ze
allemaal weer voorgeschoteld, in beeld en klank (een soort ‘kosmische muziek’).
Deze terugblik, dit levenspanorama duurt ongeveer drie dagen, en van de
overledene wordt inzicht en reflectie in volstrekte eerlijkheid verwacht. Hij
wordt bijgestaan door het lichtwezen, nu Heer van het Karma genoemd. Hier wordt
‘de schaduw van ons leven’ (Jung) verwerkt, de verdrongen duistere kant die ons
achtervolgt. Als je deze, inclusief je angsten, durft te zien en te
doorgronden, ontneem je hem de macht. Ook hier: werk er tijdens je leven al
aan. In een tweede beeldenstroom komen alle aardse gedachten aan bod. Alles wat
‘binnen’ de overledene was, is nu buiten hem, zichtbaar voor iedereen. Dit
hoort bij zijn transformatie tot geestelijk wezen, geen geheimen, maar
transparantie. Binnen wordt buiten, buiten wordt binnen.
Na drie dagen valt het etherisch lichaam uiteen, en wordt één met de etherische wereld, het lost er in op. Maar de essentie van de zojuist afgedraaide film, het levenspanorama, wordt door de dode meegenomen op reis. Dit “extract” wordt geabsorbeerd door zijn astraal lichaam, het is de ‘kiem’ voor een reïncarnatie.
In een volgende blogpost meer over de astrale wereld volgens Steiner.