dinsdag 28 april 2020

Een witgeverfde loods met neonlicht

De hemel van… Jules Deelder

(De hemel van… Afl. 12)

Vorig jaar overleed Jules Deelder. Hij werd 75 jaar, en dat is een wonder als je kijkt naar zijn ‘snelle’ levensstijl met veel drugs. Hij was er zelf ook verbaasd over. In interviews zei hij niet bang te zijn voor de dood. Hij was wel bezorgd om het lot van zijn enorme collectie jazzplaten. Hij hoopte dat zijn nabestaanden die niet voor een habbekrats door een opkoper zouden laten weghalen.

‘Jazz was, jazz is, jazz blijft’. Deelder verzamelde al jazzplaten op de middelbare school. Hij heeft er honderden gepikt, want hij had destijds geen geld voor deze dure hobby. Een epeetje kostte 6 gulden 25 en een elpee wel 18 of 20 gulden. Dat was toen best veel geld. Uiteindelijk had hij een collectie van zo’n tienduizend titels, het was het enige wat hij thuis op orde had, voor de rest regeerde de chaos.

Je kunt aanvoelen wanneer het je tijd is, was de overtuiging van Deelder, maar je moest dan altijd wel met enig bewustzijn geleefd hebben. Bang zijn voor de dood is niet nodig, waarom zou je? Het gebeurt ons allemaal, het maakt ons gelijk. Je gaat ergens naar toe, want je komt ook ergens vandaan. In het heelal gaat geen energie verloren, anders zou de hele boel uit elkaar spatten. Het licht gaat aan als je doodgaat, niet uit. Maar in een persoonlijk voortbestaan geloofde Deelder niet.

Het hiernamaals is het alles en het niets. Het is zo’n witgeverfde loods met neonlicht. Je verdwaalt erin, omdat je niet kan zien waar de hoeken zijn. Niks om bang voor te zijn. En zo is het hoor, hij had het al een paar keer meegemaakt, ging soms terug. Je verliest je ego als je dood gaat, maar ook als je een goeie trip hebt. En je ego loslaten is helemaal niet erg, je hebt er een groot deel van je leven toch alleen maar last van gehad.

Onder invloed van acid had hij een keer een bijna-doodervaring. Hij zag een helder wit licht, waarin hij opgenomen werd, terug in de energie waar hij vandaan kwam. Hij voelde zich heel rustig en was nergens bang voor. Het viel hem wel op dat het er doodstil was. Dat was dan weer wel zorgelijk. Er zal toch wel muziek zijn in het hiernamaals?  Een hemel zonder muziek, daar moest hij niet aan denken. Dat zou voor hem een hel zijn. En zijn platen meenemen kon natuurlijk niet, helaas. Hij zou het proberen. Een of twee, met de punt achter de broekriem, trui eroverheen. Net als vroeger.



Bronnen: 
Robert Haagsma
Vinylfanaten
Spectrum, 2006

Jonathan van Noord
Esquire, 19 december 2019

Nico Hofstra
HP De Tijd, 26 januari 2017

zondag 19 april 2020

Showbusiness

De hemel van… John Prine

(De hemel van… Afl. 11)

Vorige week overleed countryzanger John Prine (73) aan de gevolgen van het coronavirus. In 2018 verscheen zijn laatste album The Tree of Forgiveness. In het vrolijke slotnummer When I Get to Heaven zingt hij over zijn hemelse verwachtingen en plannen.

Hij gelooft in God, zei hij ooit, maar wordt soms wel een beetje moe van christenen. Religie heeft hij niet van huis uit meegekregen. Zijn vader was fabrieksarbeider en had maar één geestelijk motto: “When you're dead, you're a dead pecker-head". (Als je dood bent, ben je een dooie lulhannes. Of zoiets.) Geen hiernamaals bij pa Prine. En dat zei hij misschien wel duizend keer. Op zondagmorgen, of ’s avonds als John een biertje dronk, of als het gesprek op religie kwam.

John Prine had twee keer kanker en daardoor heeft hij sommige dingen al twintig jaar geleden moeten opgeven. Maar al die jaren is hij wel naar een sigaret blijven snakken. Hij gaat er vanuit dat er in de hemel geen kanker is en dat het sowieso nog de enige plek is waar je mag roken, dus hij neemt een cocktail (wodka/ginger ale) en steekt daarbij een nine miles long sigaret op. Dát is voor hem de hemel. Maar allereerst schudt hij God de hand en bedankt hem voor alle zegeningen. Daarna wil hij gelijk terug in de showbusiness, versiert een gitaar en begint een rock ’n roll band. Hij boekt een fijn hotel, het hiernamaals is geweldig! Hij gaat stappen en kust een mooi meisje in de draaimolen. Hij opent een nachtclub en vergeeft iedereen die hem ooit iets aandeed, zelfs de critici.

John doet zijn horloge af, want tijd doet er immers niet meer toe. En dan gaat hij op zoek naar zijn ouders en zijn lievelingsbroer, die wel ergens aan het dansen zal zijn. Hij wil zijn tantes zien, die hij allemaal zo mist. En uiteindelijk wil hij tegen z’n vader zeggen: zie je wel!

Het liedje vind je HIER op YouTube.

Bron afb. still YouTube

John Prine: When I Get to Heaven

When I get to heaven, I'm gonna shake God's hand
Thank him for more blessings than one man can stand
Then I'm gonna get a guitar and start a rock-n-roll band
Check into a swell hotel; ain't the afterlife grand?


And then I'm gonna get a cocktail: vodka and ginger ale
Yeah, I'm gonna smoke a cigarette that's nine miles long
I'm gonna kiss that pretty girl on the tilt-a-whirl
'Cause this old man is goin' to town


Then as God as my witness, I'm gettin' back into showbusiness
I'm gonna open up a nightclub called "The Tree of Forgiveness"
And forgive everybody ever done me any harm
Well, I might even invite a few choice critics, those syph'litic parasitics
Buy 'em a pint of Smithwick’s and smother 'em with my charm


'Cause then I'm gonna get a cocktail: vodka and ginger ale
Yeah I'm gonna smoke a cigarette that's nine miles long
I'm gonna kiss that pretty girl on the tilt-a-whirl
Yeah this old man is goin' to town


Yeah when I get to heaven, I'm gonna take that wristwatch off my arm
What are you gonna do with time after you've bought the farm?
And them I'm gonna go find my mom and dad, and good old brother Doug
Well I bet him and cousin Jackie are still cuttin' up a rug
I wanna see all my mama's sisters, 'cause that's where all the love starts
I miss 'em all like crazy, bless their little hearts
And I always will remember these words my daddy said
He said, "Buddy, when you're dead, you're a dead pecker-head"
I hope to prove him wrong, that is, when I get to heaven


'Cause I'm gonna have a cocktail: vodka and ginger ale
Yeah I'm gonna smoke a cigarette that's nine miles long
I'm gonna kiss that pretty girl on the tilt-a-whirl
Yeah this old man is goin' to town
Yeah this old man is goin' to town

zondag 12 april 2020

De gauri's, pishachi's en yogini's [2]

De twaalfde dag in de bardo van dharmata is een dramatische dag voor de overledene. Na de ontmoeting met de Karma-Heruka wordt hij ook nog ‘getrakteerd’ op de gauri's, pishachi's en yogini’s!  Toornige vrouwelijke wezens zijn het, oerkrachten die de sterk onderdrukte elementen van je psyche vertegenwoordigen. En omdat je ze ontkent, zijn ze angstaanjagend.

Ieder op hun beurt verschijnen er maar liefst achtenveertig* van deze Heruka boeddhavormen uit je hersenen. Het is verschrikkelijk, maar ook een kans! Want als je op dit moment beseft dat alles wat zich voordoet uit je eigen stralende inzicht is ontstaan, zul je onmiddellijk een boeddha in sambhogakaya worden!

Het is een bont en gevarieerd gezelschap,  maar zonder uitzondering afschrikwekkend. Het Bardo Thödol drukt de overledene nog eens op het hart om vooral niet bang te zijn. Dat zal niet meevallen, denk ik. Maar wat er ook verschijnt, het zijn toch echt je eigen projecties! Dit alles is het spel van je eigen geest. Herken dit! Herinner je op dit belangrijke en beslissende punt de instructies van je leraar!

De tekst van het Bardo Thödol geeft de dode een complete opsomming van deze achtenveertig toornige wezens, met daarbij hun naam, eventuele bijnaam, kleur, met welk dierenhoofd en het deel van je hersenen waaruit ze oprijst. Verder wordt de specifieke activiteit van elke godin genoemd en het eventueel daarbij betrokken attribuut (symbool). Denk daarbij aan knotsen, schedelnappen, haken, stroppen, ketens en vajra's. Er wordt veel met lijken rondgesjouwd, lichaamsdelen worden afgerukt en opgegeten en er wordt bloed gedronken.


De gauri’s (W.Y. Evans-Wentz noemt ze de kerima) zijn een groep van acht godinnen met mensachtige hoofden en gezichten met drie ogen, waarvan een verticaal in het midden van het voorhoofd. Ze hebben twee armen en twee benen. Ze verschijnen uit je eigen hersenen in de vorm die precies jou het meest angst aanjaagt. Ze omringen de vijf heruka’s. Het zijn indrukwekkende bewakers van heilige (begraaf)plaatsen en van krachtpunten in het land. Gauri’s betekent witten, maar ze hebben allemaal een andere kleur. Als groep zijn ze vernoemd naar de eerste: Gauri, en dat is de enige die wit is.


De pishachi’s  zijn acht vleesetende godinnen met vogel- en dierenkoppen die (net als hun lichamen) verschillende kleuren hebben. Hun naam betekent gestreept of bont. Het zijn weerzinwekkende kannibalen, maar Thurman noemt ze toch engelen in zijn vertaling. Want het zijn natuurlijk wel je yidams! Herken dat! Verder verschijnen de vier poortwachter-godinnen,  vanuit het noorden, oosten, zuiden en westen van je hersenen. Ook de pishachi’s worden gelinkt aan heilige plaatsen en omringen de vijf heruka’s.

 

De yogini’s worden ook wel de Ishvari-godinnen genoemd. Dat zijn de vrouwelijke tegenhangers van bekende Indiase goden (zoals Brahma, Indra en Kumara), maar hier zijn het boeddhavormen van de subtiele werelden van de innerlijke ervaring van gevorderde ingewijden. Je kunt hier eventueel ook toornige engelen uit je eigen cultuur inpassen. Zie die dan als iconen van de spirituele wezens die in je eigen psyche leven.

De yogini’s hebben dierenhoofden omdat ze ook de machten van de natuur vertegenwoordigen. Als je vrede met ze sluit, kun je een evenwichtige staat bereiken van jouw (cultureel bepaalde) beeld van de goddelijke wereld en van de levende aanwezigheid in je natuurlijke omgeving.

Er verschijnen achtentwintig yogini’s. Zes uit het westen (van je hersenen), zes uit het zuiden, zes uit het oosten, zes uit het noorden en tenslotte nog de vier buitenste poortwachter-yogini’s. 


* De tekst van het Bardo Thödol vermeldt er achtenvijftig. Hier zijn de vijf Heruka’s en hun partners meegeteld.



Bronnen: 
Francesca Fremantle en Chögyam Trungpa
Het Tibetaans Dodenboek
Servire, 1991

Robert A.F. Thurman
Het Tibetaanse Dodenboek
Altamira-Becht,  2006

Ilse Dorren
Tocht door twee werelden; Gids voor het Tibetaanse Dodenboek       
Mirananda, 1985

zondag 5 april 2020

De gauri's, pishachi's en yogini's

De vorige blogpost over de bardo van dharmata eindigde behoorlijk optimistisch. Op dag twaalf verschenen de angstwekkende Boeddha Karma-Heruka en zijn dito partner, maar de overledene zou natuurlijk in het geheel niet bang zijn. Hij zou hen juist herkennen als vorm van zijn eigen geest, zijn yidam. Volgens plan zou hij dan onmiddellijk bevrijd zijn en zelfs een boeddha worden!

Maar naast optimistisch is het Bardo Thödol vooral ook praktisch en realistisch, de overledene is tenslotte wel helemaal afgedwaald naar dit punt in de bardo. En al zou hij nog zo’n goed mens (geweest) zijn, als hij hier niet de juiste instructies krijgt zal hij het spoor bijster raken en nog verder afdwalen in samsara. Begeleiding is dus meer dan nodig, juist nu.

Want na de vreselijke heruka’s krijgt de dolende dode nu te maken met nóg onheilspellender figuren: de gauri's, pishachi's en yogini's. Hij gaat Mahakala ontmoeten en Yama, de Heer van de Dood. De kans is heel groot dat hij in de volgende tussenstaat zal belanden, de bardo van wording. Een wedergeboorte is dan vrijwel onafwendbaar, en daar moeten we natuurlijk al helemaal niet aan denken. Noem de dode dus weer bij zijn naam en motiveer hem nogmaals met de tekst uit het Bardo Thödol.

Met de introductie van de gauri's, pishachi's en yogini’s zien we duidelijk de grote invloed van het sjamanisme op het Tibetaans boeddhisme. Het zijn wezens uit de voor-boeddhistische tijd, toen de mensen zich nog met de natuur verbonden voelden. Dieren waren symbolen van beschermgeesten. De pishachi’s en yogini’s hebben dierenhoofden, wat aangeeft dat ze de machten van de natuurlijke wereld vertegenwoordigen.

De gauri's, pishachi's en yogini's zijn verschillende soorten toornige, vrouwelijke boeddhavormen. De ontmoeting met deze oerkrachten is ontzettend belangrijk en het is vooral cruciaal dat je de afkeer die je voelt overwint. Je wordt hier geconfronteerd met zeer sterk onderdrukte elementen van je eigen psyche. Ze zijn angstaanjagend omdat ze ontkend worden. Maar hier, op dit punt in de bardo, kun je er niet meer omheen. Je kunt je flatteuze zelfbeeld niet langer volhouden.



Bronnen:
Francesca Fremantle en Chögyam Trungpa
Het Tibetaans Dodenboek
Servire, 1991

Robert A.F. Thurman
Het Tibetaanse Dodenboek
Altamira-Becht,  2006

Ilse Dorren
Tocht door twee werelden; Gids voor het Tibetaanse Dodenboek    
Mirananda, 1985