maandag 24 april 2023

Geesten in Polynesië

Een vorige blogpost ging over Manao Tupapau, een schilderij van Paul Gauguin uit 1892, ook wel Spirit of the Dead Watching genoemd. Volgens Gauguin wilde hij met dit mysterieuze werk de Polynesische angst voor de tupapau (geesten van doden) verbeelden. Geloof in geesten was en is wijdverspreid in de Polynesische cultuur, maar tegenwoordig toch wat minder. Het woord qaitu verwijst naar de geest van een overledene, en tupuqua heeft een wat bredere betekenis, daarmee worden alle bovennatuurlijke wezens bedoeld. In veel legenden zijn geesten betrokken bij aangelegenheden van levenden. Ze zouden ook ziekte kunnen veroorzaken of zelfs je lichaam binnendringen. Bij bezetenheid spreekt het slachtoffer vaak met de stem van een overledene. Er wordt geprobeerd de geest te bepraten of uit te drijven met sterke medicijnen van planten. Die worden ook gebruikt als de genezing van een patiënt vertraagd wordt door een kwade geest. Sommige van de oude legendes gaan uit van een dubbelziel die in het lichaam woont. Eentje die je nooit verlaat, en een andere die door bezweringen kan worden weggetoverd van het lichaam. 
 
 
Na de dood reist een geest normaal gesproken naar de sky world of naar de onderwereld, maar sommigen blijven op aarde. De Hawaïanen geloofden in aumakua, geesten van voorouders die bij de levenden bleven. Zij werden vergoddelijkt tot beschermende familiegoden, die soms fysieke vormen aannamen (dieren, planten, rotsen). Voor de Polynesiërs was de onderwereld de plek waar de zielen van gewone mensen naar toe gingen. Het was een dorre woestenij zonder water, gras, bloemen of bomen. Een rijk van schemering en schaduwen. Ik moet hierbij denken aan de bardo van wording met zijn grijze nevel: “grijs als het licht van morgenschemering in het najaar, niet dag en niet nacht”. Geesten die in de onderwereld verbleven waren onzichtbaar voor mensen, behalve voor een enkeling met buitengewone talenten. En ook dat komt overeen met de overledenen in de bardo van wording, die waargenomen kunnen worden door helderzienden of yogi’s en goden die dit soort vermogens hebben ontwikkeld.
 
 
Zielen die achterbleven op aarde konden aan mensen verschijnen. Soms overdag, meestal ’s nachts. Ze zwerven langs het strand tussen zonsondergang en zonsopgang. Ronddwalend omdat ze geen behoorlijke ceremonie hebben gehad, of omdat demonen ze iets aangedaan hebben toen ze wilden oversteken naar de andere wereld. Na verloop van tijd worden deze zwervende geesten zelf ook kwaadaardige demonen. Ze gaan dwalen rond speciale plaatsen, zoals de geboorteplek of sterfplek, om daar hun kans af te wachten om een onschuldige levende ziel kwaad te doen.
 
 

Voornaamste bronnen:
diverse Wikipedia

vrijdag 14 april 2023

Karma Lingpa’s schat (2)

Karma Lingpa’s ontdekking bevatte een verzameling teksten, gericht op bevrijding in de bardo. Dit onderricht werd samengesteld door Padmasambhava, tezamen met de sadhana van de twee mandala’s van 42 vredige en 58 toornige godheden (de Guhyagarbha Tantra). 
 
Opvallend is dat Robert Thurman maar één mandala noemt. Hij beschrijft het zo: "Geheel geschikt voor de omstandigheden was het nu ontdekte werk, dat de mandala gebruikte (het gezuiverde zonnestelsel) van de Guhyagarbha Tantra, een van de belangrijkste ‘oude tantra’s’ (vertaald in de achtste en negende eeuw). Deze mandala veranderde de gewone menselijke wereld in een volmaakte omgeving van verheven gelukzaligheid, die werd bewoond door een gemeenschap van honderd vreedzame en toornige archetypische boeddhavormen, die de elementen van het menselijke psychologische bestaan in hun volledig ontwikkelde vorm vertegenwoordigden. Deze boeddhavormen drukten het volledig vrij zijn van enig dwangmatig bestaan uit, volmaakt gelukkig in hun gekozen functies met het even volmaakte vermogen hun geluk met alle anderen te delen, overeenkomstig de capaciteit van die anderen om aan dat delen deel te nemen. Ze dienden als de mal van het doel van de menselijke evolutie en zijn om die reden archetypes van het verlichte resultaat van alle menselijke fysieke en spirituele energieën. Deze mandala is door ingewijden lang gebruikt voor hun eigen creatieve en transcendente meditaties.”
 

De iconografie en symbolisme van de honderd godheden brachten vervolgens een heel genre aan geschriften op gang, in Tibet bekend als de Cycles of the Peaceful and Wrathful Deities (zhi-khro). Het Tibetaans Dodenboek (Bardo Thödol) zou ook zo’n zhi-khro tekst zijn. Donald Lopez bijvoorbeeld schrijft over het Chönyid Bardo (bardo van dharmata): “The disintegration of the personality brought on by death reveals reality, but in this case, not as the the clear light, but in the form of a mandala of forty two peaceful deities and a mandala of fifty-eight wrathful deities. These deities appear in sequence to the consciousness of the deceased in the days immediately following death.”
  
De bijzondere bijdrage van Karma Lingpa’s ontdekking lag in de uitbreiding van de toegang tot de mandalawereld van deze meditatieve archetypen. Hier was geen initiatie of studie vereist. Ook voor de ‘gewone man’, zonder levenslange spirituele opleiding in een klooster, was er nu de mogelijkheid om deze mandalagemeenschap van honderd boeddhavormen (van zijn eigen geperfectioneerde energieën) tegemoet te treden tijdens zijn hevigste crisis: het sterfmoment en de oversteek daarna. (Hoewel het onderricht hem van alle kanten aanspoort om niet op dat kritieke ogenblik te wachten.) Hij had nu onmiddellijke toegang tot de hoogste techniek van ‘ruimtereiziger’, om vrij en gemakkelijk door de bardo te reizen. Met een intelligentie die tijdelijk negen maal sterker is, dus met een beter begrip van de realiteit en de geboden kansen.

Lees in een volgende blogpost hoe Karma Lingpa’s schattekst een aantal keer werd aangepast, en uiteindelijk in 1927 gepubliceerd als het Tibetaans Dodenboek.
 
 

Voornaamste bronnen:
Francesca Fremantle en Chögyam Trungpa
Het Tibetaans Dodenboek
Servire, 1991

Robert A.F. Thurman
Het Tibetaanse Dodenboek
Altamira-Becht, tweede druk 2006

Donald S. Lopez, Jr.
The Tibetan Book of the Dead; A Biography 
Princeton University Press, 2011

vrijdag 7 april 2023

Karma Lingpa’s schat (1)

In de achtste eeuw werd door Padmasambhava een groot aantal leringen verborgen, speciaal bedoeld voor later tijden. Een reeks teksten, later bekend als het Tibetaans Dodenboek, werd tijdens een periode van (spirituele) bloei in de veertiende eeuw ontdekt door Karma Lingpa. Een perfect moment voor het openbaren van duidelijke lessen over sterven en wedergeboorte aan een breed publiek in Tibet.
 
Er kon inmiddels geput worden uit grofweg drie bronnen: 1. de oorspronkelijke (Indiase) verzamelingen van de basis-tantra’s, 2. de Indiase commentaren daarop van grote ingewijden, en 3. de daarna ontstane Tibetaanse secondaire literatuur. De bardo was allang een begrip, en werd uitgebreid beschreven in de soetra-teksten en commentaren, vertaald uit het Sanskriet in de eerste vijf eeuwen van het Tibetaans boeddhisme. En methodes voor het doorkruisen van de tussenstaat, zoals die in de Grote Bevrijding door Horen in de Bardo worden onderwezen, waren ook al beschikbaar via de omvangrijke tantra-literatuur. Alle sekten ontwikkelden instructies en gebeden om bevrijding uit de bardo te bereiken, of ‘de baarmoederdeur te sluiten’ om wedergeboorte (in een ongunstig rijk) te voorkomen.
 
Volgens de overleveringen bevatte ook Karma Lingpa’s ontdekte schat dit soort lessen. Er was een serie speciale leringen, gericht op de ervaringen in de bardo’s, met zes soorten van bevrijding: door horen (Bardo Thödol), door dragen, door zien, door herinneren, door proeven, en door aanraken. Bevrijding betekent hier dat iedereen die in aanraking komt met deze leer (met een open geest of in twijfel, het maakt niet uit hoe) door de kracht van deze transmissie een plotselinge flits van verlichting zal ontvangen. Het onderricht werd samengesteld door Padmasambhava, in combinatie met de sadhana (spirituele oefening) van de mandala’s van 42 vredige en 58 toornige godheden. De beoefenaar van de zes bevrijdingsinstructies praktiseert de sadhana en bestudeert de teksten, en raakt op die manier volkomen vertrouwd met de mandala’s als deel van zijn eigen ervaring.
 
  

De Guhyagarbha Tantra (de “Tantra of the Secret Essence"; de "Secret Womb Tantra") is de belangrijkste tantra tekst van de Nyingma stroming, en heeft veel invloed gehad op de Dzogchen traditie. De tantra verwijst naar een bundel van negentien teksten in de Tibetaanse canon, waarin een mandala van 42 vredige godheden en een mandala van 58 toornige godheden beschreven worden. Volgens de Amerikaanse boeddholoog John Powers is de centrale les daarvan dat alle dingen zich spontaan manifesteren, inclusief mind en fundamentele wijsheid. Verder komen er in de “Secret Womb” teksten talrijke onderwerpen aan de orde, zoals recitatie mantra’s, het beheersen van de winden en druppels in energiekanalen, de zuivering van de vijf skandha’s, de eigenschappen en activiteiten van de boeddha’s, het visualiseren van de honderd godheden, gebeden om hulp en het maken van rituele amuletten en cakes. Daarnaast troost en allerhande praktische tips voor de dwalende overledene in de bardo. Lees vooral ook Robert Thurmans beschrijving in de volgende blogpost.
 
 

Voornaamste bronnen:
Francesca Fremantle en Chögyam Trungpa
Het Tibetaans Dodenboek
Servire, 1991

Robert A.F. Thurman
Het Tibetaanse Dodenboek
Altamira-Becht, tweede druk 2006

Donald S. Lopez, Jr.
The Tibetan Book of the Dead; A Biography 
Princeton University Press, 2011