In de
achtste eeuw werd door Padmasambhava een groot aantal leringen verborgen,
speciaal bedoeld voor later tijden. Een reeks teksten, later bekend als het Tibetaans Dodenboek, werd tijdens een
periode van (spirituele) bloei in de veertiende eeuw ontdekt door Karma Lingpa.
Een perfect moment voor het openbaren van duidelijke lessen over sterven en
wedergeboorte aan een breed publiek in Tibet.
Er kon inmiddels geput worden uit grofweg drie
bronnen: 1. de oorspronkelijke (Indiase) verzamelingen van de basis-tantra’s,
2. de Indiase commentaren daarop van grote ingewijden, en 3. de daarna ontstane
Tibetaanse secondaire literatuur. De bardo was allang een begrip, en werd uitgebreid beschreven in de soetra-teksten
en commentaren, vertaald uit het Sanskriet in de eerste vijf eeuwen van het
Tibetaans boeddhisme. En methodes voor het doorkruisen van de tussenstaat,
zoals die in de Grote Bevrijding door
Horen in de Bardo worden onderwezen, waren ook al beschikbaar via de
omvangrijke tantra-literatuur. Alle sekten ontwikkelden instructies en gebeden
om bevrijding uit de bardo te bereiken, of ‘de baarmoederdeur te sluiten’ om wedergeboorte
(in een ongunstig rijk) te voorkomen.
Volgens de
overleveringen bevatte ook Karma Lingpa’s ontdekte schat dit soort lessen. Er
was een serie speciale leringen, gericht op de ervaringen in de bardo’s, met
zes soorten van bevrijding: door horen (Bardo
Thödol), door dragen, door zien, door herinneren, door proeven, en door
aanraken. Bevrijding betekent hier dat iedereen die in aanraking komt met deze
leer (met een open geest of in twijfel, het maakt niet uit hoe) door de kracht
van deze transmissie een plotselinge flits van verlichting zal ontvangen. Het
onderricht werd samengesteld door Padmasambhava, in combinatie met de sadhana (spirituele oefening) van de mandala’s van 42 vredige en 58 toornige godheden. De beoefenaar van de zes
bevrijdingsinstructies praktiseert de sadhana en bestudeert de teksten, en
raakt op die manier volkomen vertrouwd met de mandala’s als deel van zijn eigen
ervaring.
De Guhyagarbha Tantra (de “Tantra of the
Secret Essence"; de "Secret Womb Tantra") is de belangrijkste
tantra tekst van de Nyingma stroming, en heeft veel invloed gehad op de
Dzogchen traditie. De tantra verwijst naar een bundel van negentien teksten in
de Tibetaanse canon, waarin een mandala van 42 vredige godheden en een mandala
van 58 toornige godheden beschreven worden. Volgens
de Amerikaanse boeddholoog John Powers is de centrale les daarvan dat
alle dingen zich spontaan manifesteren, inclusief mind en fundamentele wijsheid. Verder komen er in de “Secret Womb”
teksten talrijke onderwerpen aan de orde, zoals recitatie mantra’s, het
beheersen van de winden en druppels in energiekanalen, de zuivering van de vijf skandha’s, de eigenschappen en activiteiten van de boeddha’s, het visualiseren
van de honderd godheden, gebeden om hulp en het maken van rituele amuletten en
cakes. Daarnaast troost en allerhande praktische tips voor de dwalende
overledene in de bardo. Lees vooral ook Robert Thurmans beschrijving in de volgende blogpost.
Voornaamste
bronnen:
Francesca
Fremantle en Chögyam Trungpa
Het
Tibetaans Dodenboek
Servire,
1991
Robert
A.F. Thurman
Het
Tibetaanse Dodenboek
Altamira-Becht,
tweede druk 2006
Donald
S. Lopez, Jr.
The
Tibetan Book of the Dead; A Biography
Princeton
University Press, 2011