De term bardo kan wat verwarring geven want ze wordt vaak in verschillende betekenissen gebruikt. Vrij vertaald betekent het een tussenstaat, een fase, een opening, een tussenruimte. Je kunt het als een "plek" zien, maar ook als een bepaalde staat/werkelijkheid van onze geest. In het algemeen wordt er de totale periode tussen sterven en wedergeboorte mee aangeduid.
Het Bardo thödol onderscheidt meer precies wel zes bardo-staten: de bardo van leven (waken), de bardo van dromen, de bardo van meditatie, de bardo van het ogenblik voor de dood (het sterfpunt), de bardo van dharmata (de realiteit) en de bardo van wording (van het nieuwe bestaan). Deze laatste drie zijn elk een onderdeel van de hier bovengenoemde "totale periode" tussen sterven en wedergeboorte. Om het nog wat ingewikkelder te maken wordt bardo in de tekst van het Bardo thödol ook nog gebruikt om een fase van een bepaalde bardo mee aan te duiden, een ervaring in een periode van een van de zes bardo's. In de bardo van het ogenblik voor de dood bijvoorbeeld heb je twee bardo's van het heldere licht, en in de bardo van dharmata is er een bardo met vreedzame boeddha's en een bardo met toornige boeddha's, die elk ook weer worden opgedeeld in meerdere dagen.
Bardo is van oorsprong een Tibetaans begrip, maar is inmiddels door alle aandacht voor het Tibetaans boeddhisme ook in het westen aardig ingeburgerd. Het valt me daarbij op dat het, ten koste van de eigenlijke betekenis, steeds vaker gebruikt wordt als een soort synoniem van het “gewone” hiernamaals. Een mooi voorbeeld hiervan is de prijswinnende roman Lincoln in de bardo van George Saunders. De bardo in het boek van Saunders lijkt niet veel op die van de Bardo thödol.
donderdag 30 augustus 2018
zondag 26 augustus 2018
Manifestaties van prana in de bardo
In een
eerdere blogpost had ik het over de “vloeiende, vibrerende wereld van geluid, licht, kleur” die je in de
bardo’s kunt verwachten, allemaal heftige manifestaties van energie.
Energie speelt ook een rol in het zeer lezenswaardige
boek van Tenzin Wangyal Rinpoche over droomyoga.
Hij beschrijft hierin onder meer ons energielichaam
en de rol van prana (basisenergie, levensenergie). De serieuze beoefenaars van yoga zullen met deze
termen en begrippen bekend zijn: “Energiebanen,
prana en chakra’s spelen zowel in de dood als in het leven een rol. De meeste
mystieke ervaringen en ook ervaringen in de tussentoestand na de dood zijn het
gevolg van het open– en dichtgaan van energiepunten".
"Veel
verhalen over de verschijnselen van bijnadoodervaringen bevatten beschrijvingen
van allerlei lichten en visioenen die mensen hebben als het stervensproces
begint. Volgens de Tibetaanse traditie hebben deze verschijnselen te maken met
de beweging van prana. De energiekanalen worden geassocieerd met verschillende
elementen; wanneer bij het sterven de
elementen oplossen en de energiekanalen uiteenvallen, manifesteert de vrijgelaten
energie zich als licht en kleur. De leer beschrijft heel gedetailleerd welk
gekleurd licht correspondeert met het oplossen van welk kanaal, waar het zich
in het lichaam bevindt en met welke emotie het te maken heeft.
Er
bestaat aanzienlijk veel variatie hoe deze lichten zich aan mensen voordoen bij
hun dood, omdat ze zowel gerelateerd zijn aan de negatieve emotionele aspecten
als de positieve wijsheidsaspecten van het bewustzijn. Over het algemeen
ervaart de mens emoties als hij sterft, en de emotie die de overhand heeft
bepaalt de lichten en kleuren die zich manifesteren. Dikwijls is er in het
begin alleen een ervaring van gekleurde lichten waarin één kleur dominant is,
maar het kan ook voorkomen dat er een paar kleuren de boventoon voeren of dat
of dat er een combinatie is van vele kleuren.
Vervolgens
begint het licht verschillende beelden te vormen, net als in een droom: van
huizen, kastelen, mandala’s, mensen, godheden, of wat dan ook; alles is
mogelijk. Wanneer we sterven kunnen we dat soort visioenen in verband brengen
met entiteiten uit samsara, en in dat geval worden we door onze reacties erop
naar een nieuwe geboorte gevoerd; of we zien ze als meditatieve ervaringen,
waardoor we een kans op bevrijding hebben of tenminste de mogelijkheid om onze
volgende geboorte bewust in een positieve richting te sturen.”
Tenzin Wangyal Rinpoche |
Dit zou zo
de flaptekst of een korte introductie van het Bardo Thödol kunnen zijn! Tenzin
Wangyal Rinpoche geeft ons hier een prachtige en heldere samenvatting van het
stervensproces en daarna.
Bron:
Tenzin
Wangyal Rinpoche
De
werkelijkheid van slapen en dromen
Elmar,
1999
zaterdag 18 augustus 2018
Van Dis en de Dalai Lama
Deze
zomer zendt de NCRV Van Dis en de Dalai
Lama uit, een korte serie in drie delen over de persoonlijk zoektocht van
Adriaan van Dis naar de betekenis van het boeddhisme in de Westerse
samenleving. Jaren geleden (1986) sprak Van Dis in zijn boekenprogramma al eens met de
Dalai Lama, in deze serie ontmoet hij hem opnieuw in India.
In de
eerste aflevering probeert Van Dis zich nadrukkelijk als ‘niet-zwever’ te
profileren en lijkt hij wat afstand te willen nemen van het boeddhisme door zich voortdurend over van alles en nog
wat te ‘verbazen’, in de eerste plaats over de populariteit van deze filosofie
in het westen.
Van Dis voor de "zweefboekenkast van zijn moeder". (bron afb.: still) |
Van Dis met Isis ontsluierd: "allemaal kletspraat". (bron afb.: still) |
Misschien
is dit nog een laatste restant ‘afzetten tegen’ uit zijn jeugdjaren, want moeder
Van Dis was duidelijk erg geïnteresseerd in theosofie, boeddhisme, yoga
enzovoort. Adriaan staat haast verontschuldigend voor de “zweefboekenkast van
zijn moeder” die hij na haar dood gekregen heeft en toont ons hoofdschuddend de
inhoud. Hij is “opgevoed met halve tovenaars en tovenaressen”, o.a. madame
Blavatsky, en noemt het “allemaal kletspraat”.
Het Tibetaans dodenboek van moeder Van Dis. (bron afb.: still) |
Het “meest
aandoenlijk” vindt hij het exemplaar van het Tibetaans Dodenboek. Het wordt niet duidelijk of hij daarmee de
inhoud ervan bedoelt of het feit dat zijn moeder dit boek tot op haar sterfbed
bij zich gehouden heeft. Op het schutblad schreef ze een citaat van Einstein
over het Boeddhisme.
In het
programma (HIER) worden allerlei mensen geïnterviewd. Meest interessant vind ik
hoogleraar Paul van der Velde en schrijver Stephen Batchelor. De nonnen van
Plum Village (Frankrijk) maken wat mij betreft een nogal onaangename indruk.
woensdag 8 augustus 2018
Jeroen Bosch en de ars moriendi
zondag 5 augustus 2018
Ars moriendi, the art of dying well (2)
De vorige blogpost ging over de ars moriendi, de kunst
van het sterven. Deze middeleeuwse tekst vertelt hoe je je kunt voorbereiden op
de dood en hoe je op je sterfbed alsnog de hemelse zaligheid kunt bereiken. Je
moet dan wel de juiste gebeden en handelingen op het juiste moment paraat
hebben en vooral geen foute keuzes maken. Het is ook de bedoeling dat je
bijgestaan wordt door een team van engelen en geestelijken. Van deze ars
moriendi zijn er twee versies, een lange en een korte. De korte maakt gebruik
van een illustratiereeks van elf houtsneden.
Op de houtsneden is een stervende op zijn sterfbed
afgebeeld. Aan de ene kant daarvan bevinden zich demonen en duivels. Aan de andere
kant: priesters, heiligen en engelen. Dit sloot mooi aan bij de al eeuwenoude
beeldtraditie van de strijd tussen duivel en engel om de ziel. Nieuw in de ars
moriendi was dat deze strijd tussen goed en kwaad niet in slechts één
afbeelding werd samengevat, maar in een hele reeks, een soort stripverhaal werd
uitgewerkt.
In de ars moriendi zijn er in totaal vijf beproevingen
waar de stervende mee te maken krijgt. Vijf keer doet de duivel een aanval op
zijn gemoedsrust, vijf grote keuzes moet hij maken waarbij er niets minder
op het spel staat dan óf het eeuwige leven óf het eeuwige hellevuur. De
aanvallen van de duivel richten zich achtereenvolgens op het geloof en
vertrouwen van de stervende, zijn hoop op vergeving voor alle misstappen, zijn
gehechtheid aan al het aardse, de grote pijn die hij "toch niet verdiend
heeft" en last but not least: de tevredenheid die de stervende over
zichzelf zou kunnen hebben als hij aanval een tot en met vier weerstaan heeft.
Tevredenheid immers kan leiden tot hoogmoed en trots, en hoogmoed was in de
middeleeuwen de wortel van alle zonde.
Als we de ars moriendi met het Tibetaanse Bardo thödol vergelijken, valt op dat er in beide teksten sprake is van een duidelijk
einddoel (respectievelijk 'de hemel' en 'bevrijding'), dat de erg late
inkeer van de hoofdpersoon (respectievelijk op het sterfbed en zelfs daarná) net zo
effectief kan zijn als een voorbeeldig leven, en dat de stervende wordt
voorgelezen en geholpen door anderen (zowel professionals als leken).
Beide teksten zijn duidelijk (ook) gericht op eenvoudige mensen (en staan daarom bol
van de symboliek) en kunnen tijdens het leven al bestudeerd en toegepast
worden.
Toch zijn er ook grote verschillen te noemen. Zo krijgt de overledene in het Bardo Thödol keer op keer een nieuwe kans en is er geen sprake van een afschrikwekkende eeuwigheid als het allemaal weer tegenzit. Daarnaast is het in het Bardo thödol noodzakelijk dat de overledene zélf inzicht verwerft, voor het grote succes (bevrijding) moet namelijk wel eerst even 'het kwartje vallen'. Bij de ars moriendi daarentegen lijkt het voldoende om de gebeden en handelingen volgens voorschrift af te werken voor het beoogde resultaat (de hemelse zaligheid), onder het motto 'vraag niet hoe het kan, maar geniet ervan'.
Toch zijn er ook grote verschillen te noemen. Zo krijgt de overledene in het Bardo Thödol keer op keer een nieuwe kans en is er geen sprake van een afschrikwekkende eeuwigheid als het allemaal weer tegenzit. Daarnaast is het in het Bardo thödol noodzakelijk dat de overledene zélf inzicht verwerft, voor het grote succes (bevrijding) moet namelijk wel eerst even 'het kwartje vallen'. Bij de ars moriendi daarentegen lijkt het voldoende om de gebeden en handelingen volgens voorschrift af te werken voor het beoogde resultaat (de hemelse zaligheid), onder het motto 'vraag niet hoe het kan, maar geniet ervan'.
Bronnen:
Carlo Leget
Van levenskunst tot stervenskunst
Lannoo 2013
Andrea van Leerdam (e.a.)
Kennis in beeld; Denken en doen in de middeleeuwen
Uitgeverij Verloren 2014
donderdag 2 augustus 2018
Ars moriendi, the art of dying well (1)
Als er
tegenwoordig over 'het hiernamaals' wordt gesproken dan bedoelt men meestal een
soort hemelse setting waarin je al die prettige dingen kunt voortzetten waar je
tijdens je leven al zo dol op was, of daar eindelijk eens mee
beginnen. Over een hel, oordeel, zonden en dergelijke hoor je zelden nog
iets. Of het moet in de gitzwarte angst- en strafcultuur van de
streng christelijk-orthodoxe kringen zijn, daar zijn ze weer totaal
doorgeslagen naar de andere kant. Maar verder is de hemel het standaard
hiernamaals geworden, zo lijkt het wel.
Dat was vroeger wel anders, toen moest je die zaligheid nog gewoon verdienen door een voorbeeldig en vooral geheel zondevrij leven te leiden. Een schier onmogelijke opdracht, waar de katholieke kerk in haar lange bestaan gelukkig tal van sluipwegen voor bedacht heeft. Een daarvan is de ars moriendi, de kunst van het sterven. Op je sterfbed kun je met behulp van de juiste handelingen, gebeden, overdenkingen en een team van engelen, priesters en welwillende omstanders alsnog een plekje in de hemel veroveren.
Dat was vroeger wel anders, toen moest je die zaligheid nog gewoon verdienen door een voorbeeldig en vooral geheel zondevrij leven te leiden. Een schier onmogelijke opdracht, waar de katholieke kerk in haar lange bestaan gelukkig tal van sluipwegen voor bedacht heeft. Een daarvan is de ars moriendi, de kunst van het sterven. Op je sterfbed kun je met behulp van de juiste handelingen, gebeden, overdenkingen en een team van engelen, priesters en welwillende omstanders alsnog een plekje in de hemel veroveren.
De Ars
moriendi, "een scone leeringe om salich te sterven", is een oude
traditie van stervensbegeleiding en troost, de christelijke wetenschap dat je
je moet voorbereiden op een goede dood of anderen daarin bijstaan. Je moet je
niet door de dood laten overvallen. De ars moriendi was in de late
middeleeuwen wijd verspreid in Europa (een Nederlandstalige editie werd
gedrukt in 1491) en heeft door de eeuwen heen vele varianten gekend. Er
is een lange en een korte versie. De lange is ontstaan aan het begin van
de vijftiende eeuw en samengesteld uit diverse oudere teksten. Uit deze
compilatie ontstond een korte versie, die alleen het tweede hoofdstuk bevat:
dat beschrijft aan welke verleidingen de mens op zijn sterfbed wordt
blootgesteld en hoe hij zich hiertegen kan verweren. Het zijn vaak kleine
boekjes met een illustratieserie van elf houtsneden, dus ook handig voor de
'gewone man', vaak analfabeet.
De
(langere) ars moriendi leest als een instructieve handleiding en
richt zich afwisselend tot de stervende, de priester die de laatste
sacramenten toedient, en de omstanders rond het sterfbed, en vertelt wie wat
moet zeggen en doen en op welk moment. De korte versie (met plaatjes) legt
meer de nadruk op de strijd tussen goed en kwaad in het stervensuur en is
kennelijk bedoeld voor contemplatie. Opmerkelijk is dat hier niet de goede
daden centraal worden gesteld die je tijdens je leven moet verrichten, maar de
keuzes die de mens op zijn sterfbed maakt. Om salichlijc te sterven moet je ook
op je sterfbed sterk blijven in je geloof en je niet laten verleiden door
zondige gedachten en een te grote gehechtheid aan je aardse leven.
In een
volgende blogpost meer over de afbeeldingen op de houtsneden en de beproevingen
waar de stervende mee te maken krijgt.
Bronnen:
Carlo
Leget
Van
levenskunst tot stervenskunst
Lannoo
2013
Andrea
van Leerdam (e.a.)
Kennis
in beeld; Denken en doen in de middeleeuwen
Uitgeverij
Verloren 2014
Abonneren op:
Posts (Atom)