In de
documentaire Unmistaken Child (2008) speurt
Tenzin Gopa, met behulp van wat vage aanwijzingen, jarenlang naar de
reïncarnatie van zijn overleden meester. Uiteindelijk heeft hij succes en zijn
‘vondst’ wordt ook erkend door de dalai lama. Persoonlijk ben ik niet helemaal
overtuigd, maar ik zou het graag willen geloven allemaal.
In 1994
was er Living Buddha van Clemens
Kuby, met een soortgelijke zoektocht, namelijk naar de 17e Karmapa.
In het boek bij deze film staan interessante interviews met de dalai lama, waarin hij meer vertelt
over de tradities en methoden bij het vinden van een tulku (iemand die
vrijwillig geboren wordt). Zo zijn er bepaalde meditaties, waarbij in de vlam
van een boterlamp gekeken wordt. Richting en kleur van de vlam kunnen dan een
indicatie geven. Of soms is er na het overlijden een brief waarin staat: Ik
word in die en die plaats geboren en de ouders heten zus en zo. Ervaren lama’s
of mensen die gevorderd zijn in meditatie hebben vaak visioenen die aanwijzingen
geven over een reïncarnatie. In het geval van de Karmapa had de dalai lama
juist rond die tijd een droom gehad over de plaats en streek waar die geboren
was. Er zijn ook mensen, vooral kleine kinderen, die duidelijke uitspraken doen
over vorige levens. Dat is een heel belangrijke aanwijzing. Als de nieuwe
fysieke structuur nog heel jong of zwak is, werkt de invloed van het vorige
leven nog sterk door. In die tijd is het gemakkelijker je ervaringen uit het
vorige leven te herinneren. Op grond daarvan worden bepaalde tests gedaan met
voorwerpen van toen.
|
bron afb: still
|
Kuby denkt dat er velen zullen zijn die bijvoorbeeld de echtheid van zo’n brief in
twijfel trekken, en menen dat iemand gewoon naar voren wordt geschoven en
opgeleid. Zelfs veel boeddhisten denken dat. Maar volgens de dalai lama is dat
dan eerder een politieke en persoonlijke kwestie. Het komt inderdaad wel eens voor
dat de erkenning van een tulku gebeurt uit wereldse berekening of verlangen
naar maatschappelijke status, zonder dat de geestelijke capaciteiten aanwezig
zijn. De titel tulku wordt dan misbruikt als statussymbool om het aanzien en de
erfenis van een gestorven meester binnen te halen.
Normaal
gesproken krijgt de dalai lama informatie en ondervraagt vervolgens de
betrokkenen en de kandidaat. Hij doet onderzoek, waarbij er rationele
overwegingen zijn, maar ook methoden met meer intuïtie. Hij vraagt eventueel anderen
die ervaring hebben om hulp, inclusief een orakel. Als de aanwijzingen positief
zijn, is zijn conclusie dat de keuze in orde is. Kuby vraagt of dat orakel een
waarheid kan verkondigen die boven geboorte en dood uitgaat? Volgens de dalai lama
is dat mogelijk, als het een betrouwbaar en echt orakel is. En ook de geesten, maar
dat hangt van hun spirituele ontwikkeling af. Geesten zijn als menselijke
wezens, vele zijn spiritueel hoog ontwikkeld, andere niet. Vele hebben een
diepe kennis, andere minder.
Ook onder
tulku’s bestaan verschillen wat hun geestelijke capaciteiten betreft. Behalve
degenen die uit vrije wil (weer) een lichaam aannemen, zijn er ook die zo’n hoog
stadium van ontwikkeling hebben bereikt, dat ze niet slechts één enkele
levensvorm kunnen kiezen, maar tegelijkertijd meerdere verschijningsvormen (emanaties)
kunnen aannemen. Soms zijn er meerdere kandidaten, of meerdere incarnaties,
bijvoorbeeld vijf. Die worden de manifestatie van het lichaam, van de spraak,
van de geest, van de kwaliteit en van de activiteit genoemd. Er kunnen dus
verschillende vormen van manifestatie bestaan. Dat hangt van het individu af,
van de incarnatie. Natuurlijk kan er officieel maar één erkend worden. Er kan
iets zijn dat ze verbindt, maar soms is hun relatie tot elkaar toch niet
positief, al komen ze uit dezelfde bron voort. Dat kan ook gebeuren. Misschien is
er dan een diepere, geheimzinnige betekenis, de dalai lama heeft geen idee. Soms ook brengt de dood van de ene emanatie ook de dood van de
andere teweeg. Een tulku die volgens de Tibetaanse traditie herkend is, hoeft ook
niet altijd de voortzetting van dezelfde persoon te zijn. Het kan bijvoorbeeld
ook een vriend van een gestorven meester zijn, die de capaciteiten heeft om diens
werk voort te zetten, en als reïncarnatie van de meester deze taak overneemt.
Hij neemt dan het lichaam aan dat als de reïncarnatie van de meester wordt
erkend.
De
belangrijkste taak van een incarnatie is het werk van de voorganger voort te
zetten, en alle verplichtingen te vervullen die zijn voorganger is aangegaan. Opvoeding
en training zijn belangrijk, er moet voldoende tijd en gelegenheid zijn voor studie
en meditatie, onderricht, initiaties en retraite.
Bron:
Living
Buddha
Clemens
Kuby en Ulli Olvedi
Osho Publikaties, 1995