dinsdag 7 maart 2023

Tertönen

Aan het eind van de achtste eeuw heeft Padmasambhava op verschillende plaatsen in Tibet een groot aantal teksten verborgen. Dit waren visionaire leringen (waaronder het toekomstige Tibetaans Dodenboek) die de Tibetanen nodig zouden hebben op specifieke momenten in de toekomst. Padmasambhava droeg het vermogen om deze verborgen schatten (terma’s), terug te vinden over aan zijn 25 belangrijkste tantrische leerlingen. 
 

Na een lange periode van onderdrukking kwamen er tradities van ontdekkers van spirituele schatten op (tertönen), grote meesters die buitengewone, helderziende krachten hadden, waaronder het ‘röntgen-zien’. Ze werden vaak beschouwd als reïncarnaties van aspecten van Padmasambhava zelf of zijn leerlingen. De bardoteksten werden ontdekt door Karma Lingpa, een incarnatie van een van deze leerlingen. Er zijn allerlei verhalen over tertönen en hun vondsten van teksten in grotten, rotsen, bomen en ondergronds. Soms vonden ze zelfs schatten in hun eigen geest, die daar door hun meester in hun voorgaande levens waren verstopt en in de geheugencodes van hun spirituele genen waren verzegeld, om precies op het juiste moment te worden ontdekt. Deze traditie was in overeenstemming met een oude Indiase boeddhistische gewoonte voor grote ingewijden.

Een vaag verhaal? Misschien wel, maar Robert Thurman is daar soepel over: “Per slot van rekening gelooft men ook dat de gehele verzameling soetra- en tantra-teksten van het Mahayana in de vierde eeuw door de ingewijde Nagarjuna in het paleis van de koning der draken op de bodem van de Indische Oceaan werd ontdekt!” Volgens Thurman zijn er zowel in Tibet als in het Westen heel veel discussies geweest over de oorspronkelijkheid van de ‘schat-leringen. Maar voor ons zijn deze meningsverschillen niet erg belangrijk, vindt hij. “Want de beste manier om een tekst zoals de Grote Bevrijding door Horen in de Bardo te beoordelen is toch aan de hand van de inhoud en niet aan zijn uiterlijk. Als de inhoud ervan de hoofdstroom van het boeddhistisch onderricht tegenspreekt, als het onsamenhangend lijkt, als het onvoldoende onderbouwd lijkt en dergelijke, kan het als een grof verzinsel terzijde worden gelegd. Maar als de inhoud zich aan de spirituele traditie houdt, als het verstandig is geschreven, helder, betekenisvol en bruikbaar, dan dient het als een authentieke boeddhistische lering, een authentieke verhandeling van de boeddhistische wetenschap en een testament van boeddhistisch geloof te worden geaccepteerd. Als dat eenmaal is vastgesteld en de traditie verkondigt dat het door Padmasambhava zelf is geschreven, dan zouden wij dat ook wel kunnen accepteren”.
 
 

Bronnen: 
Francesca Fremantle en Chögyam Trungpa 
Het Tibetaans Dodenboek 
Servire, 1991

Sogyal Rinpoche 
Het Tibetaanse boek van leven en sterven 
Servire, vijfde druk 1996

Robert A.F. Thurman 
Het Tibetaanse Dodenboek 
Altamira-Becht, tweede druk 2006