Als zoveel schrijvers is ook Janwillem van de Wetering (1931-2008) na zijn dood wat in de vergetelheid geraakt. Totaal onverdiend lijkt mij. De politieromans bijvoorbeeld komen enigszins gedateerd over, maar zijn nog heel goed leesbaar. En zijn autobiografische zen-trilogie is onverminderd actueel. Het eerste deel De lege spiegel verscheen in 1971, gevolgd door Het dagende niets in 1974. Pas veel later, in 2000, kwam het slotdeel Zuivere leegte uit.
Janwillem van de Wetering was voornamelijk in zenboeddhisme geïnteresseerd, maar we zien in zijn werk ook veel uitstapjes naar bijvoorbeeld het Tibetaans boeddhisme. Bij Van de Wetering lopen dat soort dingen prettig door elkaar. En waarom ook niet? In Zuivere Leegte (ondertitel: Ervaringen van een respectloze zenleerling) kwam ik iets tegen over het Bardo Thödol. Met een interpretatie die typerend is voor Van de Wetering, hij verbindt hier de bardo-ervaringen met de sadgoeroe.
Normaal gesproken wordt met sadgoeroe bedoeld: ware goeroe, grote leraar, zeer wijze gids. Hieronder de twee citaten uit Zuivere Leegte met Van de Weterings visie:
“Tijdelijke goeroes komen en gaan. De Sadgoeroe is onontkoombaar. De sadgoeroe is onze zuivere leegte. Tijdelijke (buiten)goeroes zijn hooguit projecties, goed voor een gedeelte van de weg. De sadgoeroe neemt hen aan en ontslaat hen. Noch de persoonlijkheid - de geest - de ziel - het lichaam, noch énige projectie op het ego-niveau dirigeert dat pijnlijke proces, ze zijn er slechts bij betrokken”.
“De sadgoeroe zoekt de weg niet, want hij ís de weg. In het Tibetaans Dodenboek nodigt de sadgoeroe de zojuist gestorvene uit om het witte licht van eeuwige verwerkelijking binnen te gaan en de gekleurde kermislichten om hem heen te negeren, want ze zijn niet meer dan versiersels aan de vagina-poort van een toekomstige moeder en leiden tot weer een smartelijke ik-gerichte wedergeboorte. Het ego is nog steeds onverzadigbaar? Het wil nog eens over de achtbaan van begeerte en angst? Dat kan. De sadgoeroe zal de wedergeborene weer, via zijn karma, manipuleren. Het zal weer pijn doen, maar de bedoeling is goed: het verwijderen van het pseudo-zelf en daarmee het vrijmaken van het werkelijk zelf. De sadgoeroe leidt zowel monnik als leek van de ene val na de ander. De hele vertoning is nauwelijks van belang, het is allemaal maar kermisvertier. Sommige schetsjes zijn zo voorbij, andere blijven wat langer op de planken.”
Bron:
Janwillem van de Wetering
Zuivere leegte
Milinda Uitgevers (Asoka), 2000
dinsdag 27 november 2018
zaterdag 24 november 2018
zaterdag 17 november 2018
Aristoteles en de ziel
Veel filosofen noemen de ziel een tussenwezen, niet alleen omdat zij haar als een bemiddelaar beschouwen tussen bijvoorbeeld de goden en de mensen, maar ook omdat de ziel zich wel voelbaar in ons lichaam manifesteert, maar zelf niet lichamelijk is. Dus iets tussen materie en onstoffelijkheid in.
Volgens Aristoteles is de ziel niet stoffelijk, maar psyche (levensadem) die leven blaast in het stoffelijke. De ziel is datgene wat de stof van het lichaam vormgeeft, de ziel realiseert het lichaam. Een interessant uitgangspunt dat je bijvoorbeeld ook tegenkomt in het hindoeïsme (hierover meer in een volgende blogpost) en een tegenstelling tot de hedendaagse opvatting die juist veronderstelt dat de ziel een eigenschap is van de materie. Aristoteles’ standpunt heeft te maken met zijn hylemorfisme. De ziel is de vorm (morphê) van de materie (hulè), oftewel de ziel organiseert de materie zo dat het zijn essentie krijgt. De ziel geeft dus vorm aan de materie en niet andersom.
Voor Aristoteles bestaat er een noodzakelijke relatie tussen ziel en een organisch lichaam. Zonder ziel kan het organisch lichaam niet leven en zonder organisch leven heeft de ziel geen recht van bestaan.
Sommigen beschouwen Aristoteles als een functionalist, omdat hij de ziel ziet als een manier waarop het lichaam georganiseerd is. Met functionalisme wordt in dit geval bedoeld een theorie over de relatie tussen lichaam en geest, waarbij de wereld hiërarchisch is opgebouwd. Eigenschappen van een hoger niveau van realiteit worden veroorzaakt door eigenschappen van een lager niveau. Bijvoorbeeld: de ziel wordt gerealiseerd door het lichaam. Maar dit botst dus met Aristoteles opvatting dat juist de ziel het lichaam realiseert.
Bronnen:
Joke J. Hermsen
Windstilte van de ziel
De Arbeiderspers 2010
Martine Berenpas
FilosofieBlog Uitgeverij Boom
20 april 2010
Volgens Aristoteles is de ziel niet stoffelijk, maar psyche (levensadem) die leven blaast in het stoffelijke. De ziel is datgene wat de stof van het lichaam vormgeeft, de ziel realiseert het lichaam. Een interessant uitgangspunt dat je bijvoorbeeld ook tegenkomt in het hindoeïsme (hierover meer in een volgende blogpost) en een tegenstelling tot de hedendaagse opvatting die juist veronderstelt dat de ziel een eigenschap is van de materie. Aristoteles’ standpunt heeft te maken met zijn hylemorfisme. De ziel is de vorm (morphê) van de materie (hulè), oftewel de ziel organiseert de materie zo dat het zijn essentie krijgt. De ziel geeft dus vorm aan de materie en niet andersom.
Voor Aristoteles bestaat er een noodzakelijke relatie tussen ziel en een organisch lichaam. Zonder ziel kan het organisch lichaam niet leven en zonder organisch leven heeft de ziel geen recht van bestaan.
Sommigen beschouwen Aristoteles als een functionalist, omdat hij de ziel ziet als een manier waarop het lichaam georganiseerd is. Met functionalisme wordt in dit geval bedoeld een theorie over de relatie tussen lichaam en geest, waarbij de wereld hiërarchisch is opgebouwd. Eigenschappen van een hoger niveau van realiteit worden veroorzaakt door eigenschappen van een lager niveau. Bijvoorbeeld: de ziel wordt gerealiseerd door het lichaam. Maar dit botst dus met Aristoteles opvatting dat juist de ziel het lichaam realiseert.
Bronnen:
Joke J. Hermsen
Windstilte van de ziel
De Arbeiderspers 2010
Martine Berenpas
FilosofieBlog Uitgeverij Boom
20 april 2010
zaterdag 10 november 2018
Geen poort
De hemel
van… Kim Putters
(De
hemel van… Afl. 5)
Eerlijk
gezegd had ik nog niet eerder van de heer Kim Putters (45) gehoord. In het
dagelijks leven is hij directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP)
en daarnaast hoogleraar zorgbeleid, onderwerpen die mij niet ontzettend
bezighouden. Maar laatst werd hij interessant geïnterviewd door Fokke Obbema voor
de mooie serie reflecties over leven en dood in de Volkskrant. In deze reeks
interviews gaat Obbema op zoek naar de zin
van het leven.
Kim
Putters is katholiek opgevoed, maar door familieomstandigheden ook deels
protestant. Inmiddels is hij (daar kun je dan op wachten) niet heel gelovig
meer, maar noemt zich nog wel “ietsist”.
Wat is
de zin van ons leven? Daar is Putters nog niet helemaal uit. Hij denkt dat het
in het algemeen neerkomt op leren van andere mensen, daar vervolgens goed mee
doen en er uiteindelijk zelf ook gelukkig van worden. Hij gelooft niet dat het leven een test is om te
kijken of je het goede of het kwade in je hebt, waarna je al dan niet het
eeuwige leven krijgt. Maar wel dat
het uitmaakt hoe je hebt geleefd.
Is er
iets na de dood? Dat is voor hem de allerlastigste vraag. Kim Putters vindt het
moeilijk te accepteren dat het eindigt, je wilt toch een stipje aan de horizon.
Een stipje waarvan hij denkt dat dat er ook is. Hij hoopt op een vervolg, dat
je ziel opstijgt en in een soort hemel een plekje vindt, zoiets. Maar dan
zonder een poort. Kim Putters denkt dat mensen een ziel hebben die in de kern
het goede in zich draagt, die je inborst omvat van wie je als mens bent.
Link:
Het
interview door Fokke Obbema in de Volkskrant (€) HIER
zaterdag 3 november 2018
De ziel als tussenwezen
De
vorige blogpost ging over de windtelefoon
van de Japanse meneer Sasaki. Meneer Sasaki gelooft wel in een ziel, maar noemt
het bestaan ervan relatief. Hij denkt
dat de ziel voortvloeit uit de connectie tussen levende en overleden mensen,
dat de ziel tussen die twee partijen een verbinding legt. Dat was voor mij een
nieuwe en interessante benadering: de ziel als bemiddelaar, een soort derde partij.
Maar
volgens het boekje Windstilte van de ziel
van Joke J. Hermsen is dit juist helemaal niet zo’n origineel uitgangspunt. Ik
lees hier dat de ziel door nogal wat filosofen een tussenwezen wordt genoemd, omdat zij een soort intermediair tussen
de goden en de mensen zou zijn. En nader beschouwd zit de ziel ook tussen het
ik en de ander, tussen het universele en het particuliere, tussen het bewuste
en het onbewuste, tussen het leven en de dood in. De ziel lijkt overal tussen te zitten.
In haar
korte zomerse dagboek (juli/augustus 2010) blaast Hermsen het stoffige (volgens
de flaptekst) begrip ziel nieuw leven
in. Daarbij koppelt zij de overpeinzingen aan haar favoriete onderwerp: de
ervaring van de innerlijke tijd. Pas na
een aantal kloktijdloze dagen (‘een duik in die onderaardse stroom van de
tijd’) kan ze uiteindelijk tot iets als een bezielde ervaring komen en lijkt ze
met haar zelf en de wereld om haar
heen samen te vallen. Hier wordt Roel Bentz van den Berg geciteerd: ‘De ziel is een
klapdeur die altijd tegelijk naar binnen en naar buiten opengaat.’
Een
mooie poging tot definitie. Maar Joke Hermsen beseft dat het onmogelijk is om
iets wat niet afgebakend is van een definitie te voorzien. Dat daarom de ‘grenzeloze’
ziel eigenlijk alleen maar ruimte of openheid kan betekenen, in de zin dat zij
de verhouding tussen ons uiterlijke ik en innerlijke zelf openhoudt, én in het
verlengde daarvan, tussen de mens en de wereld. Of zoals Van den Berg het
formuleert: de ziel zet de deur open, ‘open naar openheid, de waarheid’.
Bron: Windstilte
van de ziel
Joke J.
Hermsen
De
Arbeiderspers 2010
Abonneren op:
Posts (Atom)