zaterdag 17 november 2018

Aristoteles en de ziel

Veel filosofen noemen de ziel een tussenwezen, niet alleen omdat zij haar als een bemiddelaar beschouwen tussen bijvoorbeeld de goden en de mensen, maar ook omdat de ziel zich wel voelbaar in ons lichaam manifesteert, maar zelf niet lichamelijk is. Dus iets tussen materie en onstoffelijkheid in.

Volgens Aristoteles is de ziel niet stoffelijk, maar psyche (levensadem) die leven blaast in het stoffelijke. De ziel is datgene wat de stof van het lichaam vormgeeft, de ziel realiseert het lichaam. Een interessant uitgangspunt dat je bijvoorbeeld ook tegenkomt in het hindoeïsme (hierover meer in een volgende blogpost) en een tegenstelling tot de hedendaagse opvatting die juist veronderstelt dat de ziel een eigenschap is van de materie. Aristoteles’ standpunt heeft te maken met zijn hylemorfisme. De ziel is de vorm (morphê) van de materie (hulè), oftewel de ziel organiseert de materie zo dat het zijn essentie krijgt. De ziel geeft dus vorm aan de materie en niet andersom.

Voor Aristoteles bestaat er een noodzakelijke relatie tussen ziel en een organisch lichaam. Zonder ziel kan het organisch lichaam niet leven en zonder organisch leven heeft de ziel geen recht van bestaan.

Sommigen beschouwen Aristoteles als een functionalist, omdat hij de ziel ziet als een manier waarop het lichaam georganiseerd is. Met functionalisme wordt in dit geval bedoeld een theorie over de relatie tussen lichaam en geest, waarbij de wereld hiërarchisch is opgebouwd. Eigenschappen van een hoger niveau van realiteit worden veroorzaakt door eigenschappen van een lager niveau. Bijvoorbeeld: de ziel wordt gerealiseerd door het lichaam. Maar dit botst dus met Aristoteles opvatting dat juist de ziel het lichaam realiseert. 



Bronnen: 

Joke J. Hermsen
Windstilte van de ziel
De Arbeiderspers 2010

Martine Berenpas
FilosofieBlog Uitgeverij Boom
20 april 2010