In het hindoeïsme is de mens niet een lichaam en een ziel, het is een ziel die uit zichzelf een lichaam heeft gemaakt. De ziel zit vast in de eeuwige rondgang van achtereenvolgende geboorten en dood en herneemt telkens weer het contact met de materie, als haar lichamelijke instrumenten in de dood zijn opgelost. Deze Indiase gedachtegang stelt zich tegenover het westerse wetenschappelijke denken. Volgens de Indiase yogi’s en denkers zijn de hersenen bijvoorbeeld alleen maar het instrument voor ons zielenleven en bevinden deze zich in ons mentale lichaam en niet omgekeerd.
Volgens denkers en wijzen van India bestaat de mens uit lagen, van de allersubtielste staat van zijn, tot aan de manifestatie van de grootste dichtheid: het zichtbare lichaam. Elke laag heet een kosha. De mens wordt beschouwd als een ondeelbaar en onontbindbaar geheel, er is geen scheiding tussen de diverse kosha’s.
Waar ligt de oorsprong? De dichtere lagen hebben hun oorsprong in de aller-subtielste lagen, welke causaal zijn ten opzichte van de dichtere lagen. Onze causale zaal, onze diepst gelegen kosha, de oorsprong, oorzaak van alle andere lagen is Anandamaya Kosha. Deze wordt gekenmerkt door de absolute gelukzaligheid (ananda) die Jivatman als een aureool omgeeft.
Jivatman is de individuele ziel, onze essentie zelf. Het is het Zelf van de mens. De in-wezenlijke Getuige en Bouwheer, verborgen door alle andere lagen, in het diepst van ons wezen. Zijn aard is het zuiver, louter bewustzijn. Anandamaya Kosha is buiten tijd ruimte. Jivatman bevindt zich buiten het gebeuren en de paren van tegenstellingen, de dualiteit.
In zijn dynamisch materieel proces schept Jivatman, de individuele ziel, zich eerst een individueel middelpunt en ondergaat het een eerste verdichting (densificatie): Vijnanamaya Kosha. Deze kosha omhult het begrip ahamkara (het ik-besef). Het is het zelf (met kleine letter) van de moderne psychologie. Het is dit geheimzinnig vermogen dat me bewust doet worden dat ‘ik’ een individu ben, een middelpunt van bewustzijn, afgescheiden van de anderen. Het is het begrip van de individualisatie.
Het ‘ik’ is het middelpunt waar alles om draait, waar alle ervaringen van het leven betrekking op hebben, zoals de spaken van een wiel draaien om hun as. Om deze spil vormen zich vervolgens de diverse kosha’s, die elkaar ook wederkerig doordringen. De diverse kosha’s zijn evenzoveel ‘gebieden van bewustzijn’ van de mens. Ze bewegen zich dooreen, ze stapelen zich op elkaar, ze werken onderling op elkaar in, maar zonder zich met elkaar te vermengen.
Eerst de achtereenvolgende subtiele lagen en dan uiteindelijk de dichtste laag van de mens: Annamaya Kosha. Deze kosha is inert, grondstoffelijk en dicht. Het is het instrument van handeling en manifestatie van de hogere lagen. Annamaya Kosha is de enige kosha waarin alle andere kosha’s elkaar ontmoeten. Zonder dit stoffelijk lichaam zou de manifestatie van de mens op het aardse vlak onmogelijk zijn. Het is doordrongen, doordrenkt door het zielenleven waarvan het de expressie is.
Het doel van yoga is Annamaya Kosha zo volmaakt mogelijk te maken en te vergeestelijken.
André Van Lysebeth |
bron en citaten:
Pranayama; De dynamiek der ademhaling
André Van Lysebeth
Ankh-Hermes, 1973