zaterdag 23 november 2024

Guru of vriend


Soms kunnen familieleden nogal dwingend zijn, en blijven ze zich bemoeien met je huishouden, ook al zijn ze allang overleden. We zagen het in de vorige blogpost. Familiebanden kunnen knellen, ook over de dood heen. Toch vinden veel mensen het een fijne gedachte om hun verwanten ooit terug te zien, na hun eigen dood bijvoorbeeld. Zij hopen dan in het hiernamaals door een eerder overleden dierbaar familielid te worden opgevangen. Behalve dan in India, daar zijn het vaker religieuze figuren die dat doen. Mogelijk komt dat door de streng hiërarchische gezinsstructuur in dat land, want wie zit er na zijn dood te wachten op alwéér een autoritair familielid?

Ik moest daar laatst aan denken toen ik een oude podcast* van Robert Thurman beluisterde. Zijdelings kwam daar de rol van de guru ter sprake. Thurman legde kort het verschil hierbij in hindoeïsme en boeddhisme uit. In het monastieke boeddhisme en in het reguliere exoterische boeddhisme bijvoorbeeld is de rol van de guru sterk verminderd. Het lerarenmodel is een heel mooi model dat Kalyanamitra wordt genoemd, wat 'deugdzame vriend' betekent. Dus het idee van de leraar is eerder een vriend en een metgezel die misschien iets verder gevorderd is dan jij of iets weet wat jij niet weet of je kan helpen met iets. Ze proberen het Indiase patriarchale gezinsidee van de autoritaire vader (wat heel sterk aanwezig is in het guru-idee) zoveel mogelijk te ontmantelen. De wortelbetekenis van het Sanskrietwoord guru is letterlijk 'zwaar'. Guru betekent zwaar. En de vader is zwaar aan de top van het gezin in de Indiase patriarchale familie. Dus het boeddhisme deconstrueert dat in regulier studeren en onderwijzen. Maar in het geavanceerde onderwijs, dat esoterisch is gemaakt omdat mensen het verkeerd konden begrijpen als ze niet echt enige voorbereidende ontwikkeling hadden, komt het guru-idee weer terug. Omdat de juiste persoon ofwel de staat of de verworvenheid moet kanaliseren of belichamen die men wenst te bereiken. Soms kan dat zelfs iemand zijn die zelf niet verlicht is, als hij goed past binnen de traditie kan hij dienen als een soort icoon. Aldus Robert Thurman.

Eerlijk gezegd heb ik zelf altijd wat moeite met dat hele leermeester/ leerling verhaal. Die totale aanbidding, overgave en onderwerping soms. Ik weet het niet. Er zijn ook veel slechte voorbeelden te noemen, met excessen en misbruik. Die leermeesters zijn ook maar mensen, de sterstatus kan ze naar het hoofd stijgen. Ik denk hierbij ook aan Sogyal Rinpoche, juist iemand die altijd erg de nadruk legde op het grote belang van vertrouwen op de leermeester als ‘belichaming van levende waarheid’. Maar vervolgens bleek zijn eigen gedrag helaas geen reclame te zijn voor dit standpunt. Wat dat betreft heeft hij de zaak geen goed gedaan. Natuurlijk blijft de grote waarde en kwaliteit van zijn belangrijkste werk, Het Tibetaanse boek van leven en sterven, overeind. Dit boek heeft het onderricht bij heel veel mensen onder de aandacht gebracht en begrijpelijk gemaakt. En, zoals Sogyal Rinpoche zelf benadrukte: de waarheid van het onderricht staat voorop, en niet de persoonlijkheid van de leraar. Daar sluit ik mij van harte bij aan. Denk maar aan de woorden van Boeddha:

Vertrouw op de boodschap van de leraar, niet op zijn persoonlijkheid;
Vertrouw op de betekenis van zijn woorden, niet op de woorden zelf;
Vertrouw op de absolute betekenis, niet op de relatieve;
Vertrouw op je wijsheidsgeest, niet op je gewone beoordelende geest.


*Bob Thurman Podcast: Buddhas Have More Fun! Ep. 188, 26 okt 2018

zaterdag 16 november 2024

Familie in de bardo

In Montaillou was sprake van een dodencultus, zagen we in de vorige blogpost. Nabestaanden die geesten raadplegen, het vereren en te vriend houden van de voorouders, hun situatie in het hiernamaals verbeteren door middel van offers en missen, en overledenen die zich blijven bemoeien met het huishouden van hun levende verwanten. Het is opmerkelijk dat de denkwijze in dit dorpje (Franse Pyreneeën, 14e eeuw) heel goed vergelijkbaar is met die in bijvoorbeeld China of op de Polynesische eilanden. Sommige ideeën zijn overal ter wereld hetzelfde, denk hierbij ook aan Jung met zijn archetypen van het collectieve onbewuste.

En wat kunnen we in het Bardo Thödol hierover vinden? Die tekst wordt door achterblijvers hardop aan de dode voorgelezen. Naast uitleg over de bardo en zijn eventuele positie aldaar, krijgt hij ook veel tips om deze te verbeteren (of beter nog: af te ronden). Zo moet de dode zich bijvoorbeeld absoluut niet ergeren aan zijn nabestaanden, ook niet als zij er een potje van maken. Vooral positief blijven, staat er in het gedeelte over de bardo van wording, en je niet laten afleiden door allerlei aardse zaken. Laat het los! Laat je niet meeslepen door emoties als woede, juist als hier de zes bestaanswerelden weer opkomen. De kans is dan groot dat je in een lager rijk terecht komt. Word ook niet boos of verdrietig als de voor jou bedoelde ceremonies slordig en ongeïnteresseerd worden uitgevoerd, en word niet kwaad op de nieuwe gebruikers van je ex-bezittingen. Wat moet jij er nog mee? En die rituelen kunnen (door jouw blije positiviteit) ook nog goed voor je uitpakken met een wedergeboorte in een hoger rijk.

Ook in China worden overleden voorouders vereerd en te vriend gehouden, misschien kunnen ze nog iets voor je doen ‘aan de andere kant’. Advies vragen aan gestorven familieleden zou een gelukkig gevoel bij hen veroorzaken. De dode wordt ondersteund en begeleid in zijn nieuwe situatie. Het hoeft niet moeilijk te zijn, offers en positieve gedachten en handelingen brengen de gestorvenen rust en tevredenheid. In het Bardo Thödol lezen we bij de bardo van wording hoezeer de overledene de zekerheid van vrienden mist. Hij heeft geen eten meer, alleen wat de achterblijvers speciaal voor hem neerzetten. Natuurlijk is deze ervaring van honger en zwakte verbeelding, want hij heeft alleen een mentaal lichaam. Maar het ritueel aangeboden voedsel kan hem in de bardo een gevoel van voeding geven. In Montaillou zijn de doden rusteloos en hebben het koud, net als in de bardo van wording. ’s Nachts hangen ze vooral rond in kerken. Door het ontbreken van een echt thuis hebben ze een sterker besef te horen bij hun voormalige de parochiegemeenschap, een rekbare maar onverbrekelijke bond. In de bardo van wording schuilt de wanhopige dode bij bruggen, hutten en kloosters. Het wordt hem afgeraden, wat moet je daar nog? Maak je geen zorgen en laat je geest tot rust komen!

In Polynesië blijven sommige geesten op aarde rondhangen en mengen zich in de aangelegenheden van levenden, net als in Montaillou. Uiteindelijk worden ze vergoddelijkt tot beschermende familiegoden. Je kunt ze maar beter te vriend houden, met een behoorlijke ceremonie bijvoorbeeld. Anders gaan ze dwalen en zwerven langs het strand tussen zonsondergang en zonsopgang, en worden na verloop van tijd kwaadaardige demonen. De ‘normale’ geesten in de onderwereld zijn onzichtbaar voor mensen, behalve voor een enkeling met speciale talenten. Dit komt overeen met de overledenen in de bardo van wording, die waargenomen kunnen worden door helderzienden, volgens het Bardo Thödol. Eindeloze aantallen doden doorkruisen de bardo. De overledenen kunnen hun familieleden en geliefden zien, maar zij zien hen niet. Rechtstreekse communicatie is niet mogelijk. Het geeft enorm lijden, wat ook beschreven wordt bij de bardo van dharmata. De gevoelens van verlatenheid en wanhoop komen hier nog bovenop de confrontatie met de bardoverschijnselen zoals geluiden en lichten (en de twijfel of je echt dood bent). Treurige en eenzame passages in het Bardo Thödol zijn dit. ‘Wees niet gehecht aan je geliefden, dat heeft geen enkel nut’, wordt hier aangeraden. Maar wat moet je daar mee? Misschien kun je je beter bewust zijn dat alles illusie is, dat er geen dualiteit is, en dat jouw diepste wezen en dat van je nabestaanden één zijn.
 

donderdag 7 november 2024

Armier

Goede werken, aalmoezen, offers, Hui-neng vond het allemaal maar flauwekul. Veel religies en hun gelovigen denken daar heel anders over. Verdiensten verzamelen zou juist een goede manier zijn om je karma te dempen en zonden te vereffenen. En dat is heel gunstig voor je beoordeling in het hiernamaals, de volgende wedergeboorte of het bereiken van een hemelse zaligheid. In de Rooms-katholieke kerk bijvoorbeeld, kun je veel afkopen met geld. Zo snijdt het mes aan twee kanten: jij wat minder lang in het louterende vagevuur, de Kerk weer wat rijker. En dat kan ook nog postuum, als je nabestaanden het even voor of namens jou willen regelen. In het boek Montaillou geven de doden zelfs opdracht vanuit het hiernamaals om dat te doen.

Het dorpje Montaillou in de Pyreneeën was begin 14e eeuw onderwerp van een uitgebreid onderzoek door de Inquisitie. De bewoners, voornamelijk herders en boeren, waren Katharen. Door het uitvoerig gedocumenteerde  Inquisitie-dossier, dat bewaard is gebleven, weten wij veel van de leef- en denkwereld van deze ‘ketters’. Emmanuel Le Roy Ladurie schreef er een bestseller over.

Een belangrijk personage in deze gemeenschap was de armier (zielenboodschapper). Hij had het alleenrecht om de berichtgeving tussen de levenden en de doden te verzorgen. In het boek van Le Roy Ladurie wordt vooral ene Arnaud Gélis genoemd, die eigenlijk armier was in de streek rond Pamiers. Deze Gélis vervulde nuttig werk met het overbrengen van aanmaningen (van de doden) om oude schulden af te betalen, de armen aalmoezen te geven en missen voor de overledenen te laten lezen. Hij ontving hiervoor een bescheiden vergoeding. Soms wat kaas of een drink- of eetuitnodiging, soms wat geld. Hij was niet arm. Zijn verbeelding werd gevoed door een denkwijze die zowel door volk als elite gedeeld werd en het sociale nut van zijn activiteiten was overduidelijk. Daardoor had Gélis (onder de levenden) een netwerk van vaste klanten, voornamelijk vrouwen, kunnen opbouwen. Natuurlijk waren er ook wel wat mensen die hem niet wilden geloven.

Naast een goede afwikkeling van de financiële zaken, vervulde de dodencultus een belangrijke functie bij het aanhouden van de gezinsbanden. De schimmen van de overledenen bleven zich bemoeien met de gang van zaken in het huishouden. Zo liet de schim van een vriendelijke en attente echtgenoot, via bemiddeling van Gélis, aan zijn vrouw weten dat hij graag zou zien dat ze hertrouwde met een eerzame man. Er waren ook wederzijdse verplichtingen. Een gezin kon het einde van een rouwperiode bespoedigen door de dode te helpen bij het vinden van zijn uiteindelijke rustplaats. Wanneer de familie missen liet lezen voor de overledenen was dat een win-winsituatie: de doden zagen hun vermoeiende dooltijd verkort, en de levenden konden zo voorgoed van hun doden afkomen, want die werden op den duur lastig. Als het nodig was lieten de doden via Gélis aan de familie weten dat er wel weer eens missen gelezen mochten worden. Dat was niet gratis natuurlijk, daar hadden vooral de priesters baat bij. Zij zagen de folkloristische dwalingen graag door de vingers en gaven Gélis tien procent provisie.

Daarnaast was er ook risico als de positie van armier zo maar zou vervallen. De mensen zouden bijvoorbeeld zelf contact met geesten gaan zoeken, met alle gevolgen van dien. Gélis werkte discreet en betrouwbaar en hield zich strikt aan zijn beroepsgeheim. Hij verrichtte zijn werkzaamheden tot volledige tevredenheid van zijn dode en levende klanten. Soms deed hij zelfs dienst als mediator tussen de ene en de andere dode. Hij stond met iedereen op tamelijk vertrouwelijke voet. Toch is het slecht met hem afgelopen, rond 1325 viel ook het doek voor de laatste Katharen. De Inquisitie doet niet aan gedogen.
 

 
Bron:
Emmanuel Le Roy Ladurie
Montaillou
Uitgeverij Bert Bakker, 1986 (14e druk)