De Toverberg is het bekende boek van Thomas Mann
uit 1924. Een zeer lang verhaal dat zich geheel afspeelt in een luxe sanatorium
in het Zwitserse Davos. Er zijn veel zieken die er overlijden, maar een ‘lijdensoord’
is het bepaald niet. De welgestelde patiënten blijven er soms jaren plakken.
Hoofdpersoon Hans Castorp bijvoorbeeld kwam er voor een bezoek van drie weken aan
zijn neef, maar rekte zijn verblijf tot maar liefst zeven jaar.
Spoiler!
Op
bladzijde 670 van mijn exemplaar komt de neef, Joachim Ziemßen, te overlijden. Zijn
moeder is daarbij aanwezig, en ‘kamerheer’ Behrens (de hoofdarts van het
sanatorium) probeert haar te troosten met enkele (naar zijn mening)
geruststellende opmerkingen over sterven en hiernamaals. Behrens: ‘Op het
laatst zal hij veel slapen en zoet dromen, meen ik u te kunnen beloven, en als
hij op het allerlaatst niet toevallig zou slapen, zal hij toch een korte,
ongemerkte overstap maken, het zal hem tamelijk om het even zijn, daar kunt u
van op aan. Dat is overigens de normale gang van zaken.’
Behrens zegt
de dood te ‘kennen’ en noemt zich zelfs diens ‘oude bediende’. De dood wordt in
het algemeen overschat, maar heeft toch bijna niets om het lijf. Want wat er
aan vooraf gaat (ziekte, lijden),
hoort immers bij het leven. De dood
beleef je niet, niemand zou er iets zinnigs over kunnen zeggen, zelfs al zou je
terugkomen. ‘We komen uit het duister en we gaan naar het duister, en er
tussenin liggen belevenissen, maar begin en einde, geboorte en dood, worden
door ons niet beleefd, ze zijn niet subjectief van aard: als gebeurtenissen
horen ze volledig thuis in het domein van het objectieve, iets anders kan ik er
niet van maken.’
Dit
lijkt op het bekende citaat van Nabokov over het leven als slechts
een kort
lichtpuntje tussen twee eeuwigheden van duisternis. Heel
veel mensen denken daar precies omgekeerd over, zij ervaren het leven als een
duistere tijd, tussen twee perioden van licht.
En Gummbah heeft (natuurlijk) zo zijn eigen
interpretatie. In zijn cartoon wordt een sullige figuur (‘leven’) vanuit de
geboorte regelrecht naar de dood geschoten, dwars door een kloof ‘niets’. In
zijn hand een koffertje ‘vrije wil’.
 |
bron afb: knipsel Volkskrant |
bron:
Thomas
Mann
De
Toverberg (1924)
Vertaling
Hans Driessen
De
Arbeiderspers, 2012