zaterdag 31 augustus 2019

Waar is Henk?

De hemel van… Henk Binnendijk

(De hemel van… Afl. 8)

Henk Binnendijk (1934) is evangelist en schrijver, maar bij velen meer bekend als voormalig EO-coryfee. In de zomer van 2017 werd hij door Jorieke Eijlers geïnterviewd voor Groot Nieuws Radio.

Binnendijk groeide op in een Nederlands Hervormd gezin (10 kinderen) in Zuid-Holland en was na zijn middelbare schooltijd achttien jaar verhuizer. Na een inspirerende evangelisatiebijeenkomst besloot hij om als zzp-er avant la lettre full time het christelijk geloof te gaan verkondigen. Hij kwam al snel bij de televisie terecht.

In het interview geeft Henk Binnendijk aan dat hij nog best een tijd wil blijven leven, maar zich toch ook wel op de dood verheugt. Het is hem om het even. Hij gaat er van uit in de hemel terecht te komen, en daarin verschilt hij dus niet van de meeste mensen in deze blogreeks. Maar terwijl anderen meer uitkijken naar een weerzien met reeds overleden familieleden of vrienden, rekent Binnendijk op interessante ontmoetingen met Bijbelse figuren, zoals Abraham, Izaäk en Jakob. En in het bijzonder Jochébed, de moeder van Mozes. Hij heeft allerlei vragen voor haar in verband met zijn theorette dat zij destijds liever een meisje dan een jongen had gehad. Straks gaat hij haar ontmoeten en een lang gesprek hebben, want dat is de hemel. En het is helemaal niet gek om daar naar uit te zien, zeker niet op zijn leeftijd, vind Henk. Het mooist zal zijn, als hij straks in de hemel komt, dat er tussen alle mensen een Stem zal klinken: waar is Henk? Daar verlangt hij naar, het emotioneert hem duidelijk.

Binnendijk heeft een traditionele kijk op de hemel, die is boven en er wordt gebruik gemaakt van wolken. In dit verband vertelt hij over Mozes en Elia, die op een bepaald moment in een wolk stappen en terug gaan naar de hemel. Zijn uitgangspunt is dat je de Bijbel van cover tot cover letterlijk moet nemen, ook het onbegrijpelijke boek Openbaring. In het interview komt het hemels Jeruzalem ter sprake, en het koninkrijk der hemelen dat uiteindelijk op aarde gevestigd gaat worden. Op (voor mij) onsamenhangende wijze vertelt hij hoe dat dan zal zijn.

De stad zal gebouwd worden met als materiaal de mensenmassa die uit de hemel op aarde is neergedaald. Hier zal het paradijs zijn en alle bewoners krijgen een nieuw en hemels lichaam. Iedereen ziet wel gelijk dat jij het bent, terwijl het toch heel anders zal zijn. Dit opstandingslichaam bevindt zich tegelijk in de hemel en op de aarde, in twee werelden dus. Een grens die trouwens al voortdurend door engelen gepasseerd wordt. Daarnaast is het heelal tot onze beschikking, met miljarden planeten. Ja, eigenlijk is de Bijbel het voorwoord van God, het boek komt nog, zo groots wordt het.

En dat voor eeuwig. In die eeuwigheid zul je zijn wat God hier op aarde van je heeft kunnen maken, daarom is het hier en nu zo belangrijk voor ons. Ik vind dat Binnendijk hier wel wat makkelijk omgaat met het begrip eeuwigheid. Eeuwigheid is tijdloos, zonder begin en zonder eind. Je kunt dus niet “het tijdelijke met het eeuwige verwisselen”, daar ben je al. Maar Binnendijk maakt er een onverbiddelijk lange tijd van, zonder einde, maar wel eerst met een soort voorprogramma. In die eeuwigheid (of eigenlijk daarvoor) kun je kennelijk wel een transformatie ondergaan. Binnendijk geeft aan dat je je als christen tijdens het aardse leven ook al tegelijk op aarde en in de hemel bevindt. Als het goed is wordt de hemel steeds helderder, gaat steeds meer open. Je komt steeds meer in het licht en er ontstaat tijdens je leven al een hemel op aarde.

In het Bijbelboek Openbaring speelt ook het laatste oordeel een rol, en dat zorgt bij veel mensen voor grote angsten. Henk Binnendijk verduidelijkt dat we hier niet allemaal in een lange rij zullen staan en dan de ene kant of de andere kant worden heen gestuurd. De mensen die de hemel niet verdiend hebben, kunnen het sowieso niet aan, zij vluchten zodra de troon van God verschijnt. Zij sluiten dus zichzelf al uit en maken voor zichzelf een hel. Zij kunnen het in de hemel niet uithouden omdat ze de aanwezigheid van God niet kunnen verdragen. En de hemel is toch de aanwezigheid van God, en de hel is de afwezigheid van God.

Daar zit je te kniezen, want je had kunnen weten hoe het zou zijn in de hemel. En dan heb je spijt, had ik maar, had ik maar. Maar mensen wijzen God af, ze hebben geen zin om zich te onderwerpen. Neem bijvoorbeeld dat hele malle verhaal van de evolutie, of zo’n oerknal. Wat is dat leeg allemaal, daar kan Henk niets mee. Mensen die de evolutietheorie of het verhaal van de oerknal aanhangen komen dus in ieder geval in de hel.




Link:
Het interview met Jorieke Eijlers op Groot Nieuws Radio:  HIER.

zaterdag 24 augustus 2019

Asura’s; het rijk van de jaloerse goden

Asura’s zijn oude mythologische wezens, vergelijkbaar met reuzen en titanen. Waarschijnlijk worden hiermee de ongebreidelde krachten van de natuur uitgebeeld.

In het Bardo Thödol wordt met het rijk van de jaloerse goden (of halfgoden of asura’s) een van de zes bestaanswerelden bedoeld. Het zachte rode licht van dit ervaringsniveau schijnt op de vijfde dag in de bardo van dharmata, als tegenhanger van het heldere wijsheidslicht van de groene boeddha Amoghasiddhi.

Het is gemakkelijk voor te stellen dat sommige mensen zich tot deze levensvorm voelen aangetrokken. Het asurarijk biedt namelijk meer vrijheden en mogelijkheden dan de mensenwereld. De bewoners zijn vaak opgeklommen vanuit de mensenwereld naar deze staat. Een dubieuze promotie, waarbij hun vrijgevigheid, verdraagzaamheid en gevoeligheid zijn gesneuveld in het streven naar macht. Asura’s zijn gek op vechten. Ze willen andere wezens overtreffen, gedreven door jaloezie en competitiedrift. Ze leven in hemelachtige werelden vlakbij de echte hemelen, die ze in een voortdurende, rivaliserende strijd van de goden proberen af te nemen. Maar uiteindelijk vallen ze juist vaak in de hellen, omdat ze door hun leven van voortdurend vechten en doden en sterven gewend zijn geraakt aan haat.

De jaloezie en afgunst in dit rijk zijn uiterst fundamenteel, gebaseerd op overleven en overwinnen. Het doel van het rijk van de jaloerse goden is puur alleen om binnen het rijk van intriges te opereren. En dat is dan alles. Het is bezig zijn en bezig gehouden worden. Intriges en relaties vormen er de levensstijl en bron van bestaan, als in een eeuwigdurende paranoïde soap. Radarsysteem paranoia vangt allerlei kleine en nauwelijks waarneembare voorwerpjes op en wantrouwt deze alle stuk voor stuk, elke levenservaring wordt als iets bedreigends beschouwd. Het rijk van de asura’s is het hoogste rijk voor zover het om communicatie gaat, het is een zeer intelligente aangelegenheid. 



Bronnen:
Francesca Fremantle en Chögyam Trungpa 
Het Tibetaans Dodenboek
Servire, 1991

Robert A.F. Thurman
Het Tibetaanse Dodenboek
Altamira-Becht,  2006

Ilse Dorren
Tocht door twee werelden; Gids voor het Tibetaanse Dodenboek
Mirananda, 1985

zaterdag 17 augustus 2019

Bardo van dharmata, vijfde dag

De vijfde dag in de bardo van dharmata lijkt erg veel op de vier voorafgaande. In een omgeving van verblindend heldere lichten verschijnt een van de dhyani-boeddha’s en zijn team. Zij willen de overledene helpen met zijn bevrijding, maar de kans is groot dat die opnieuw angstig en paniekerig zal vluchten naar het zachte strooplicht van de bestaanswereld van deze dag. Waarschijnlijk gaat hij door naar dag zes, en dan wordt het ook nog drukker en grimmiger in de bardo. Om de dode dit alles te besparen moeten de achterblijvers het hem nog maar een keer goed uitleggen, zegt het Bardo Thödol. Noem hem bij zijn naam en lees de teksten hardop voor.


Let goed op! Nu zal de groene boeddha Amoghasiddhi voor je verschijnen. Hij komt uit het groene noordelijke boeddhagebied, het Rijk van Vergaarde Daden. Hij zit op een arendstroon, in zijn hand een dubbele vajra. Hij omhelst zijn partner Samayatara en wordt vergezeld door twee mannelijke en twee vrouwelijke bodhisattva’s. Samen verschijnen er zes boeddhavormen uit de ruimte van regenbooglicht.

Helder en priemend schijnt het groene licht van de zuiverheid van het aggregaat wilskracht. Het is de dadenvolbrengende wijsheid, verblindend en schitterend. Het stralende licht is scherp en angstaanjagend, komend vanuit het hart van het Amoghasiddhi-paar doorboort het jouw hart. Het is ondraaglijk voor je ogen. Toch moet je er niet bang van zijn. Het is het spontane spel van je eigen geest. Ontspan dus in de verheven staat. Geen activiteiten en zorgen, geen dichtbij of veraf en geen liefde of haat, maar evenwichtigheid en harmonie. Er bestaat geen verschil tussen liefde en haat, aantrekking en afkeer! Mediteer hierover, want tegelijkertijd met het scherpe wijsheidslicht schijnt het zachte, rode licht van de bestaanswereld van de jaloerse goden (asura’s, halfgoden), en die is gemaakt door afgunst. Als je verstand zwak is en je hebt lagere gedachten, ga je er zo in mee!



Je raakt in paniek en onder invloed van hevige jaloezie wil je wegvluchten van het stekend stralende groene licht, linea recta naar dit zachte rode licht van de asura’s, want daar wordt je blij van. Niet doen! Dit verleidelijke pad van karma is opgebouwd uit jouw sterke jaloezie en leidt tot vernietiging. Je zult in de wereld van de halfgoden terechtkomen en hier de ondraaglijke ellende van twist en strijd ondergaan. Geef je instincten op en verlang naar het stralend groene licht, concentreer je sterk op het Amoghasiddhi-paar en bid de inspiratiebede uit het Bardo Thödol. Doe dit met krachtig vertrouwen en diepgevoelde toewijding! En als je het goed doet, zul je oplossen in het regenbooglicht in het hart van de boeddha Amoghasiddhi en zijn gezellin en een sambhogakaya-boeddha worden in het noordelijke Boeddhagebied.

Het Bardo Thödol steekt hier speciaal de voorlezer(s) nog eens optimistisch een hart onder de riem: je moet de overledene blijven motiveren, steeds opnieuw, dan lukt het! Je moet het hem in vele stadia tonen. Als hij de ene wijsheid niet herkent, dan een andere zeker wel.




Bronnen:
Francesca Fremantle en Chögyam Trungpa
Het Tibetaans Dodenboek
Servire, 1991

Robert A.F. Thurman
Het Tibetaanse Dodenboek
Altamira-Becht,  2006

Ilse Dorren
Tocht door twee werelden; Gids voor het Tibetaanse Dodenboek      
Mirananda, 1985

zaterdag 10 augustus 2019

Don Juan vindt het Tibetaans Dodenboek onzin

Carlos Castaneda (1925-1998) was een (Zuid-)Amerikaanse schrijver en antropoloog die in de jaren 70 in een viertal boeken verslag deed over zijn leerjaren bij de Mexicaanse sjamaan don Juan (Matus), een Yaqui Indiaan. Castaneda werd ingewijd in magische rituelen om de “niet-gewone werkelijkheid” te beheersen. Daarbij werden hallucinogene drugs gebruikt, zoals peyotl en bepaalde paddenstoelen. Het is dus de vraag in hoeverre zijn waarneming van eventuele bovennatuurlijke verschijnselen is verkleurd door drugs. Castaneda’s boeken bereikten een soort cultstatus, maar later waren er ook twijfels over het waarheidsgehalte ervan, en zelfs of don Juan ooit bestaan heeft.

Castaneda
 
In een van zijn vele gesprekken met de sjamaan probeert Castaneda diens opvattingen over de dood te leren kennen. Hij leest hem delen uit het Tibetaans Dodenboek (Bardo Thödol) voor. Don Juan kent deze teksten niet, maar schijnt zeer geïnteresseerd, ook al vindt hij het onzin en begrijpt hij niet waarom de Tibetanen over de dood spreken alsof dit net zoiets was als het leven. Hij denkt niet dat de Tibetanen zien, want wanneer een man leert zien, is geen enkel ding dat hij kent van overwegend belang. Indien de Tibetanen konden zien zouden ze meteen door hebben dat geen enkel ding nog hetzelfde is. Zodra we zien, is er niets bekend; niets blijft zoals we het steeds gekend hebben toen we nog niet zagen.

Als Castaneda suggereert dat de Tibetanen misschien op een andere manier zien, beaamt don Juan dat zien niet hetzelfde is voor iedereen. Maar dat betekent nog niet dat de betekenissen van het leven van overwegend belang zijn. Wanneer men leert zien, blijft geen enkel ding hetzelfde. En de dood is niet iets als om het even wat. Daarom denkt don Juan dat het iets anders moet zijn waarover de Tibetanen praten, in elk geval niet over de dood. Misschien zien de Tibetanen werkelijk, en in dat geval moeten zij er zich rekenschap van gegeven hebben dat hetgeen zij zien nergens op slaat, en hebben zij al die onzin opgeschreven omdat het voor hen geen verschil uitmaakt. En in dit geval is hetgeen zij schreven helemáál geen onzin.



Bron:
Carlos Castaneda
Een aparte werkelijkheid
De Bezige Bij, 1991, zevende druk

zaterdag 3 augustus 2019

De Man met de Inbus

Bron afbeelding: HLN, België.

Bij de dood van Ingvar Kamprad (1926-2018).