woensdag 17 april 2024

De bijna-doodervaring als valstrik

Bioloog Arjen Mulder heeft grote achterdocht wat betreft de bijna-doodervaring (BDE). Het zou namelijk “de val kunnen zijn die de dood voor ons opstelt om ons het leven afhandig te maken en onze ziel uit ons lichaam te trekken”, schrijft hij in zijn boek Wat is leven? (2014). Een interessante gedachte, die je niet vaak hoort.
 
 
Mulder (1955) neemt de verzamelde verhalen over BDE’s niet erg serieus: “een hele mythologie op de grens van nog-levend en al-dood”. Hij somt de bekende elementen van die wonderlijke ervaringen nog eens op. Omlaag kijken naar het eigen lichaam, tunnel en licht, gevoelens van diepe rust en vrede, totale aanvaarding en ontmoetingen met gestorven dierbaren of onbekenden. Het prachtig gekleurde licht en een liefdevol lichtwezen met een fundamentele vraag. Het overzien van het eigen leven en een waardeoordeel, ben je al goed genoeg om te sterven? Dan een hinderlijke barrière tussen dit en een volgend bestaan, en terug weer naar het aardse leven, met vergeefs verzet daartegen. De boodschap dat men helaas terug zal moeten, wordt vaak overgebracht door de verloren dierbaren. Zonder uitleg waarom, als een soort bevel. En dan verder moeten leven met tegenzin, voorgoed veranderd door de ervaring van vreugde, liefde en vrede aan gene zijde. Grote woorden als ‘universele liefde’, ‘goddelijk’, ‘alomvattend licht’, ‘eenheid met al het bestaande’.

Er is de wetenschappelijke ‘verklaring’ dat de BDE veroorzaakt wordt door zuurstofgebrek in de hersenen, maar daar hebben de bijna-doodmensen al helemaal niets aan. Als spirituele ervaringen gelijk opgaan met fysieke verschijnselen, zegt dat niets over aard en waarde ervan. Hun inzicht blijft: de dood is goed, het is beter daar. Maar waarom leven wij dan nog? Waarom hier verder ploeteren als de eenheid daar binnen handbereik ligt? De doodservaring van de teruggekeerden was zo indrukwekkend, dat ze er geen vraagtekens bij kunnen plaatsen. En precies dat is wat Mulder nog het meest verontrust. Want die bijna-doodmensen zijn heus geen onnozelaars, die ‘een bijeffect voor de hoofdzaak aanzien’ (zoals de wetenschappers beweren). Op de grens van leven en dood zijn ze bijna verleid en hadden geen verweer daartegen. Naïef gingen ze in op de invitatie om te sterven, maar werden door hun geliefden teruggestuurd.

Er is geen paranoïde BDE-variant bekend, en Mulder vindt dat raar. Die licht en liefde ervaring aan de overkant zou net zo goed een door de dood opgestelde val kunnen zijn, om ons het leven afhandig te maken en onze ziel uit het lichaam te trekken. En die strenge geliefden zijn dan je redders. In de dood en de aftakeling van een lichaam krijgt de natuur ineens weer de overhand. Daar helpt niets tegen, daar ga je dan. De natuur biedt ons eenheid en universele liefde, maar je moet wel eeuwig doodblijven.

Arjen Mulder noemt in dit verband de Engelse schrijver T.F. Powys (1875-1953). In zijn verhalen worden simpele dorpelingen soms aangesproken door ‘de natuur’, die ze tot zelfdoding probeert aan te zetten. Deze T.F. Powys heeft een vreemd, meewarig oeuvre geschreven. De mensen deugen niet, en de natuur deugt nog minder. Als je denkt bevrijding te vinden, verlies je juist alles wat je hebt. De dood is een list van de natuur om je je leven afhandig te maken, maar tegelijk de enige uitweg uit de misère. Mulder weet niet of Powys zijn lezers in de maling neemt of juist het ultieme inzicht deelachtig laat worden. Bij elke uitnodiging om dood te gaan moet je heel goed opletten. Het is verstandig een tijdje te wachten tot het overwaait, zoals Powys zelf soms weken achtereen deed. En Mulder voegt daar aan toe: “De BDE is geen bewijs dat het aan gene zijde pas echt prettig wordt, maar een teken dat je zo lang mogelijk uit die contreien weg moet blijven: ze schuwen er geen middel om je bij de lurven te grijpen. Ze slaan toe waar je het kwetsbaarst bent – de pijn of benauwdheid waarmee je kampt in je benarde situatie van drenkeling of zieke – en ze onderdrukken die ellende chemisch, waardoor je vrede en opluchting deelachtig wordt. Maar als het werkelijk zo schitterend is na de dood, heeft het geen zin dat wij hier nog leven. En wij zijn er nog steeds, en met steeds meer ook. Dat suggereert dat het leven bedoeld is voor iets anders dan doodgaan, dat er een ander einddoel is.”

Zoveel grimmigheid ben ik tot nu toe alleen nog bij Castaneda tegengekomen. Volgens de sjamaan Don Juan heeft de dood twee stadia. Eerst een oppervlakkige bezwijming met een ervaring van lichtheid, en gevoelens van geluk en compleetheid, alsof alles in de wereld tot rust is gekomen. Maar deze vage toestand verdwijnt al snel en je ontdekt dat je toch weer jezelf bent, waarna je nieuwe regionen binnentreedt, regionen van barsheid en macht. Dit tweede stadium is de werkelijke ontmoeting met de dood. Die barst nu op je los, uit volle macht en in kalme razernij, tot hij je leven in het niets oplost.

 
Arjen Mulder
Wat is leven?; Queeste van een bioloog
Arbeiderspers, 2014