Bioloog
Arjen Mulder heeft grote achterdocht wat betreft de bijna-doodervaring (BDE). Het zou namelijk “de val kunnen zijn die
de dood voor ons opstelt om ons het leven afhandig te maken en onze ziel uit
ons lichaam te trekken”, schrijft hij in zijn boek Wat is leven? (2014). Een
interessante gedachte, die je niet vaak hoort.
Mulder
(1955) neemt de verzamelde verhalen over BDE’s niet erg serieus: “een hele
mythologie op de grens van nog-levend en al-dood”. Hij somt de bekende elementen
van die wonderlijke ervaringen nog eens op. Omlaag kijken naar het eigen
lichaam, tunnel en licht, gevoelens van diepe rust en vrede, totale aanvaarding
en ontmoetingen met gestorven dierbaren of onbekenden. Het prachtig gekleurde
licht en een liefdevol lichtwezen met een fundamentele vraag. Het overzien van
het eigen leven en een waardeoordeel, ben je al goed genoeg om te sterven? Dan
een hinderlijke barrière tussen dit en een volgend bestaan, en terug weer naar het
aardse leven, met vergeefs verzet daartegen. De boodschap dat men helaas terug
zal moeten, wordt vaak overgebracht door de verloren dierbaren. Zonder uitleg
waarom, als een soort bevel. En dan verder moeten leven met tegenzin, voorgoed
veranderd door de ervaring van vreugde, liefde en vrede aan gene zijde. Grote
woorden als ‘universele liefde’, ‘goddelijk’, ‘alomvattend licht’, ‘eenheid met
al het bestaande’.
Er is de
wetenschappelijke ‘verklaring’ dat de BDE veroorzaakt wordt door zuurstofgebrek
in de hersenen, maar daar hebben de bijna-doodmensen al helemaal niets aan. Als
spirituele ervaringen gelijk opgaan met fysieke verschijnselen, zegt dat niets
over aard en waarde ervan. Hun inzicht blijft: de dood is goed, het is beter
daar. Maar waarom leven wij dan nog? Waarom hier verder ploeteren als de
eenheid daar binnen handbereik ligt? De doodservaring van de teruggekeerden was
zo indrukwekkend, dat ze er geen vraagtekens bij kunnen plaatsen. En precies dat is wat Mulder nog het meest
verontrust. Want die bijna-doodmensen zijn heus geen onnozelaars, die ‘een
bijeffect voor de hoofdzaak aanzien’ (zoals de wetenschappers beweren). Op de
grens van leven en dood zijn ze bijna verleid en hadden geen verweer daartegen.
Naïef gingen ze in op de invitatie om te sterven, maar werden door hun
geliefden teruggestuurd.
Er is
geen paranoïde BDE-variant bekend, en Mulder vindt dat raar. Die licht en
liefde ervaring aan de overkant zou net zo goed een door de dood opgestelde val
kunnen zijn, om ons het leven afhandig te maken en onze ziel uit het lichaam te
trekken. En die strenge geliefden zijn dan je redders. In de dood en de aftakeling
van een lichaam krijgt de natuur ineens weer de overhand. Daar helpt niets
tegen, daar ga je dan. De natuur biedt ons eenheid en universele liefde, maar
je moet wel eeuwig doodblijven.
Arjen
Mulder noemt in dit verband de Engelse schrijver T.F. Powys (1875-1953). In
zijn verhalen worden simpele dorpelingen soms aangesproken door ‘de natuur’,
die ze tot zelfdoding probeert aan te zetten. Deze T.F. Powys heeft een vreemd,
meewarig oeuvre geschreven. De mensen deugen niet, en de natuur deugt nog
minder. Als je denkt bevrijding te vinden, verlies je juist alles wat je hebt.
De dood is een list van de natuur om je je leven afhandig te maken, maar
tegelijk de enige uitweg uit de misère. Mulder weet niet of Powys zijn lezers
in de maling neemt of juist het ultieme inzicht deelachtig laat worden. Bij
elke uitnodiging om dood te gaan moet je heel goed opletten. Het is verstandig
een tijdje te wachten tot het overwaait, zoals Powys zelf soms weken achtereen
deed. En Mulder voegt daar aan toe: “De BDE is geen bewijs dat het aan gene zijde
pas echt prettig wordt, maar een teken dat je zo lang mogelijk uit die
contreien weg moet blijven: ze schuwen er geen middel om je bij de lurven te
grijpen. Ze slaan toe waar je het kwetsbaarst bent – de pijn of benauwdheid
waarmee je kampt in je benarde situatie van drenkeling of zieke – en ze
onderdrukken die ellende chemisch, waardoor je vrede en opluchting deelachtig
wordt. Maar als het werkelijk zo schitterend is na de dood, heeft het geen zin
dat wij hier nog leven. En wij zijn er nog steeds, en met steeds meer ook. Dat
suggereert dat het leven bedoeld is voor iets anders dan doodgaan, dat er een
ander einddoel is.”
Zoveel
grimmigheid ben ik tot nu toe alleen nog bij Castaneda tegengekomen. Volgens de sjamaan Don Juan heeft
de dood twee stadia. Eerst een oppervlakkige
bezwijming met een ervaring van lichtheid, en gevoelens van geluk en
compleetheid, alsof alles in de wereld tot rust is gekomen. Maar deze vage
toestand verdwijnt al snel en je ontdekt dat je toch weer jezelf bent, waarna
je nieuwe regionen binnentreedt, regionen
van barsheid en macht. Dit tweede stadium is de werkelijke ontmoeting
met de dood. Die barst nu op je los, uit volle macht en in kalme razernij, tot
hij je leven in het niets oplost.
Arjen
Mulder
Wat is
leven?; Queeste van een bioloog
Arbeiderspers,
2014