Filosoof
Zhuang Zi was, naar het schijnt, zelf niet zo heel bang voor de dood: “Wat mij
in het leven behoedt, behoedt mij ook in de dood. Want in Tao zijn dood en
leven één”. Als taoist zag hij het allemaal ruim en plaatste de dood in een
kosmische samenhang, in een door Tao bezield universum.
Voor de
gemiddelde medemens zag hij wat somberder in: “De geboorte van een mens is de
geboorte van zijn lijden. Hoe langer hij leeft, hoe dommer hij wordt, want zijn
krampachtig pogen om de onvermijdelijke dood te ontlopen wordt steeds heviger.
Hoe bitter! Hij leeft voor dat wat altijd buiten zijn bereik ligt! Zijn hang
naar overleven in de toekomst maakt hem ongeschikt te leven in het heden”.*
Hoofdstuk
40 van de Tao Te Tjing is een mooie, korte (maar geruststellende) tekst over
geboorte en terugkeer. Het is het onderwerp van een vorige blogpost.Tao
beweegt terug, naar de oorsprong, tot zichzelf. En terugkeren, dat brengt
vrede. Zhuang Zi zag het leven en de dood als een onverbrekelijke eenheid. De
hele kosmos is één groot levend organisme. Bij de geboorte komen we vanuit
ongevormde eenheid in een bepaalde levensvorm terecht. Als we sterven verlaten
we deze vorm weer, en keren terug naar de ongevormde eenheid van de bron. Zijn
tip: Als je mediteert kun je deze eenheid al bij leven ervaren en de ruimte
gaan vormen van waaruit een egoloze levensvoering mogelijk is. Maar,
het mag ook weer geen vlucht worden, vond Zhuang Zi. Hij beschouwde meditatie toch
meer als een voorbereiding op het volmaakt uitvoeren van de lopende zaken en
verantwoordelijkheden. Dat gaat prima met een open en helder bewustzijn.
bronnen:
*Dagend
inzicht
Sogyal
Rinpoche
Servire,
1995
Civis
Mundi 95