donderdag 21 oktober 2021

Tevreden voorouders

Laatst zag ik ergens een graf waarbij een klein tekstbordje was geplaatst: eventuele belanghebbenden werden verzocht contact op te nemen met de beheerders van de begraafplaats. Het graf zag er oud en verwaarloosd uit, waarschijnlijk waren de rechten verlopen en was er niemand meer (in leven) die zich er om bekommerde. ‘Wat sneu’, was mijn eerste gedachte, ‘het zal wel geruimd worden’. In overlijdensadvertenties lees je soms de zin ‘dat iemand pas echt dood is als er door niemand meer aan hem gedacht wordt’, een interessant standpunt. En is dat dan erg, een dode die niet meer herdacht wordt?

In allerlei culturen, overal ter wereld, wordt aan voorouderverering gedaan. Je kunt je overleden (voor)ouders maar beter te vriend houden, is het idee. Misschien kunnen ze zelfs nog iets voor je doen, je lot beïnvloeden vanaf de ‘andere kant’. Vooral in China is dit een algemeen verspreid denkbeeld. Er zijn allerlei rituelen, overleden verwanten worden aangeroepen, er wordt aan hen geofferd en wensen kenbaar gemaakt. Het lijkt er dus een beetje op dat de verering van overledenen vooral de nabestaanden ten goede komt.

Maar zo cynisch is het gelukkig niet. De offers, in combinatie met positieve gedachten, gevoelens en handelingen, brengen de gestorvene tevredenheid en rust na diens dood. Dit soort nazorg ten bate van voorouders spreekt Chinezen sterk aan. Met name het vragen om advies over levenskwesties, meestal tijdens een droom, zou een gelukkig gevoel veroorzaken bij het gestorven familielid. Je kunt je voorouders ook beledigen, de ergste vorm daarvan is zelfmoord (inclusief euthanasie).


Behalve het waarborgen van hun rust en vreugde, hebben voorouders (volgens de Chinese filosofie) ook recht op noodzakelijke ondersteuning en begeleiding door hun nog levende verwanten. De dode mist zijn aardse lichaam, zijn veilige onderkomen. Hij moet de nieuwe situatie zien door te komen. Iedere goede gedachte, toegezonden aan een overledene, geeft hem kracht en voorkomt dat hij ‘in het niets vervluchtigt’, dat hij de weg omhoog niet meer kan vinden. In deze mooie gedachten zou zich dan een lichaam van hogere orde vormen, waarin de overledene kan voortleven.

Met hun offers laten de nabestaanden de ‘ziel’ van de overledene als het ware tijdelijk in het levende wonen. Op die manier kan hij de fase voorafgaand aan de wedergeboorte overbruggen. Het is een periode van geestelijke rust en herbezinning na de dood van het lichaam (de eerste dood), op weg naar de tweede (geestelijke) dood. Tot dan verblijft men in een algemeen geestelijk reservoir, waarna de ziel zich als levensimpuls weer kan verenigen met een mensenlichaam en lichaamsziel in wording. Op die manier herleeft er bijvoorbeeld iets van de tijd en de aard van de grootvader of grootmoeder in de kleinzoon en kleindochter.

Steun door nabestaanden aan overleden verwanten is er ook in de katholieke traditie. Allerzielen is een dag om speciaal te bidden voor alle zielen die nog niet in de hemel zijn, maar in het vagevuur. En in het Tibetaans boeddhisme begeleiden de achterblijvers de stervende/dode door hem de tips uit het Bardo Thödol voor te lezen.

 

Voornaamste bron: 
Hans de Bie in Prana 127