Ook Lev
Tolstoj (Oorlog en vrede) was van
mening dat boeren de zin van het leven kenden, en dat zij op een andere manier
stierven dan de geletterde mensen. Maar hoe dan? Hij had hier veel over
nagedacht. Kennelijk hadden boeren een dermate religieus vertrouwen, dat ze op
hun sterfbed de dood gemakkelijk konden accepteren. Tolstoj nam zich voor om
ook op die manier te sterven, hoewel dat voor hem niet bepaald eenvoudig was, hij
had namelijk een enorme angst voor sterfelijkheid. ‘De dood hoort nu eenmaal
bij het leven’, zo hield hij zich voor, maar toch bleef hij er totaal door geobsedeerd.
Een oorzaak kan zijn dat hij nog maar jong was toen zijn ouders en oudste broer
overleden.
Er zijn niet veel auteurs die zo vaak en zo beeldend over het sterven schrijven, bij Tolstoj meer ‘laatste afrekeningen’ dan sterfgevallen. Het zijn momenten waarop stervenden (zelf) hun leven beoordelen, en uiteindelijk redding vinden in een spirituele waarheid. In De dood van Ivan Iljitsj (1886) beschrijft Tolstoj hoe een rechter op zijn doodsbed terugkijkt op zijn leven. Zijn verzorger, een ‘wakkere boerenjongen’, leert hem hoe hij goed moet leven en sterven. Na een les over waarheid en mededogen kan Ivan Iljitsj de dood aanvaarden en daardoor, op het laatste bewuste moment van zijn leven, zijn angst overwinnen.
Het is
niet bekend hoe Lev Tolstoj in 1910 de grens overschreed die hem zo veel angst
had ingeboezemd. Hij had zich in ieder geval niet verzoend met de
Russisch-orthodoxe Kerk, die hem in 1901 excommuniceerde. Volgens Tolstoj ligt
het koninkrijk Gods in de mens zelf. Hij was het fundamenteel met de Kerk oneens,
en wees de leerstelling en rituelen af. Christelijke principes zoals liefde en
broederschap zouden veel beter vertegenwoordigd worden door de (denkbeeldige) boerengemeenschap
en levenswijze, en hij had een groot verlangen om hier deel van uit te maken. De
andere drijfveer van zijn persoonlijke religie was de nog steeds groeiende angst
voor de dood.