(De
hemel van... Afl.16)
Hans
Stolp (1942) was jarenlang pastor bij de omroep IKON. Hij heeft theologie
gestudeerd en is vooral geïnteresseerd in esoterisch christendom. Stolp schreef
meer dan 60 boeken, waaronder Wat gebeurt er als je doodgaat? Het antwoord
op deze vraag kunnen we, wat hem betreft, integraal vinden in de leerstellingen
van de Oostenrijkse antroposoof Rudolf Steiner (1861-1925). Dat is voor hem ‘de
grote meester die we nodig hebben in deze tijd’. De dood is geen einde, maar
een overgang naar een leven in een hoger bewustzijn. Voor Stolp is dit geen
theorie, maar een persoonlijk doorleeft inzicht. Hij is zelf in staat om
ervaringen uit (wat hij noemt) de
overkant te ontvangen, en vertelt uitsluitend dingen die kloppen met wat
hij zelf gezien heeft.
In zijn
boek zet Hans de ideeën van Steiner overzichtelijk op een rij. Als we sterven
hebben we geen eeuwige rust, maar er volgt juist een periode van geestelijke
arbeid. Het is hard werken aan de overkant. De overledene volgt een enorm
traject, waarin hij transformeert tot geestelijk wezen. Hij is eigenlijk nooit
uitgestudeerd. De term ‘rust zacht’ is
dan ook volledig misplaatst. De overledene reist door de zeven sferen van de
astrale wereld en ondergaat loutering en karmische lessen.
In de
zevende sfeer wonen de engelen. Hier begint wat je een hemel zou kunnen noemen, al gebruikt Hans dit woord zelf niet. In
deze (zonne)sfeer is warmte en liefde en ook de overledene gaat meer op een
engel lijken. Hij opent zich en ervaart hoe het universele gevoel van de kosmos
hem vervult. Hij wordt zich bewust van de ‘wereldmuziek’ die alles doortrilt. Een
volmaakte harmonie, uitdrukking van het wezen van de kosmos, die ook hem
omvormt. Kosmische geheimen, zoals bewustwording van het wezen van Christus,
lichten voor hem op.
Nu is de
reiziger klaar voor de overgang van de astrale wereld naar de lichtwereld, het
Devachan. Hij laat zijn astraal lichaam achter, en neemt alleen het ‘extract’
mee (de essentie en geestelijke winst van zijn voorbije leven). Vrij van
verdriet, teleurstelling en angst gaat de overledene als lichtwezen verder.
Hans kijkt er enorm naar uit, hij heeft een onbeschrijfelijk verlangen naar de
overkant. Zijn intens diepe band met Christus en aartsengel Michaël betekent
alles voor hem. Als straks de klus geklaard is, komt hij écht thuis.
Ook de
reis in het Devachan voert door zeven sferen. Hier mag de reiziger alles wat
hij in zijn aardse leven heeft geleerd, omzetten in nieuwe vermogens die hem
van pas komen in zijn volgende incarnatie. Na de werelden van Mars, Jupiter en
Satunus volgt de vierde sfeer van het Devachan. Die is niet langer in woorden
te vatten, en voor slechts weinigen te doen. En dan moeten de 5e, 6e
en 7e sfeer nog volgen.
De
astrale wereld wordt gedomineerd door kleuren, maar hier in het Devachan (de
geestelijke wereld) zijn het klanken: energie, trilling, scheppende kracht. Met
oerbeelden van bewegende, creërende vormen. De oerbeelden léven, het zijn bouwplannen
van de hogere wezens. De reiziger wordt er één mee, ontvangt kracht en schenkt
zijn extract. Waarschijnlijk zal hij in slaap vallen en onbewust verder reizen,
de lichtwereld is te overweldigend voor de overledene. Hij stijgt verder op,
nog bóven het Devachan. Het is een onvoorstelbare omgeving, de wereld van de
Goddelijke Drie-eenheid.