Je kunt dus
veel profijt hebben van bewust doodgaan, nadat je geleerd hebt bewust te kunnen
dromen. Bewust aanwezig zijn in je dromen leidt tot bewust aanwezig zijn bij de
dood en in de bardo na de dood. Tenzin Wangyal gebruikt hierbij graag het woord
beeldvorming. En daarmee bedoelt hij niet
alleen de waarneming van visuele verschijnselen, maar ook de totaliteit van al het ervaren, dus iedere perceptie,
gewaarwording en mentale en emotionele activiteit. Je moet je realiseren dat
beeldvorming de totale ervaring
inhoudt.
Als we
niet bewust aanwezig zijn in onze beeldvorming, dan zijn we meestal ook niet
bewust aanwezig in ons handelen. Als we niet bewust aanwezig zijn in ons
handelen, zijn we dat ook niet in onze dromen. En als we niet bewust aanwezig
zijn in onze dromen, zijn we dat ook niet na het moment van de dood. Terwijl
het juist zo belangrijk is zowel in de droom als na het sterven de waarheid te
zien van wat er in ons opkomt. Wij moeten de ware situatie waarin wij bestaan
gewaar zijn, anders kunnen wij niet vaardig reageren op wat wij binnen en
buiten ons tegenkomen. Misleid worden door de verkeerde interpretatie van de
dualistische geest, en de projecties en fantasie van de geest voor
werkelijkheid houden, is het gevolg van je niet bewust zijn van je
beeldvorming.
Als we overdag te verstrooid zijn om de fantasieën en begoochelingen
van onze rusteloosheid te doorbreken, zitten we in onze dromen in de zelfde
beperkingen vast. Dromen en sterfbedvisioenen komen voort uit
dezelfde karmische sporen die onze ervaringen in de wakende toestand beheersen.
We worden heen en weer geslingerd door hebberigheid en afkeer, onvrede en
bedrieglijke verwachtingen. In een vorige blogpost beschreef Tenzin Wangyal al hoe de menselijke emoties die je ervaart
tijdens het sterven letterlijk je
ervaringen en visioenen in de bardo kleuren
en invullen.
In de volgende blogpost meer over droomyoga en wat vuistregels om aanwezigheid en
helderheid in de droom te bevorderen.
Bron:
interview Tenzin Wangyal Rinpoche door Hans de Bie,
Prana 122, december 2000/januari 2001