Als de
(uiterlijke) ademhaling is opgehouden, lost de prana zich op in het centrale energiekanaal, en verliest de overledene het bewustzijn. Het staat niet vast
hoelang dit duurt, het is afhankelijk van de spirituele ontwikkeling van het
individu. Bij aanzienlijke beoefening, concentratie en gevoeligheid, kan de
innerlijke adem lange tijd aanwezig blijven. In dat geval moeten de instructies uit het Bardo Thödol
herhaald worden “totdat etter uit de lichaamsopeningen vloeit”. Voor grote
zondaars en ongevoelige types duurt het niet langer dan een vingerknip. Voor weer
anderen duurt het ongeveer even lang als een maaltijd nuttigen. De meeste
geschriften leren dat overleden personen (in en om hun centrale energiekanaal) viereneenhalve
dag bewusteloos blijven. Al die tijd moet de voorlezer het heldere licht aan
hen beschrijven. Als de overledene een spiritueel gevorderde was, vertel je hem
dat hij nu het heldere licht ziet, en dat hij dit moet herkennen. Aan de anderen
moet je het uitleggen.
Beste
die en die! Nu straalt het zuivere heldere licht van de realiteit (dharmata)
voor je. Herken het! Op dit ogenblik is je staat van geest van nature zuivere
leegte, zonder eigenschappen of substantie, teken of kleur. Het is de
realiteit, de Moeder, de Boeddha de Algoede! En het is niet zomaar blinde
leegte, maar eindeloos, sprankelend en zinderend, het is de Vader, de Boeddha
de Algoede. Het onafscheidelijke stel Samantabhadra en Samantabhadri, dit is de dharmakaya! Eén ogenblik
verblijft je bewustzijn nu in deze uitgestrekte massa van licht. Je bent vrij
van geboorte of sterven. Het is voldoende dit alles te herkennen!
Dit moet
drie of zeven maal duidelijk en nauwkeurig herhaald worden. De overledene zal dan
zeker bevrijding bereiken. Hij zal zich (vroeg of laat) de lessen van zijn
leraar herinneren, zijn eigen blanco geest herkennen als het heldere licht en
daar ondeelbaar mee verenigd worden. Met het binnengaan in het heldere licht verdwijnt
het bestaan in de dualiteit. (De term licht is natuurlijk een metafoor.) Als
het primaire heldere licht niet herkend wordt, of niet uit te houden is,
straalt het tweede heldere licht. De overledene ziet dan een soort gefilterde
versie van het eerste heldere licht.
Even de
puntjes op de i: hier wordt de bardo van het ogenblik voor de dood opnieuw in
twee bardo’s ingedeeld. De eerste (‘de tussenstaat van het sterfpunt van de
helder-licht-realiteit’ ) heeft de overledene net meegemaakt: toen zijn
bewustzijn zich in het centrale energiekanaal bevond. De tweede heeft geen naam
(maar Thurman noemt het ‘de tussenstaat van het sterfpunt van de
helder-licht-realiteit buiten het lichaam’). Deze bardo vindt plaats, net nadat
het bewustzijn langs een ander pad dan de kruin het lichaam verlaten heeft. De
prana (uit het centrale energiekanaal) is ontsnapt via het linker of rechter
energiekanaal en komt uit de lichaamsopeningen naar buiten. Het bewustzijn
wordt plotseling helder: dit wordt het ‘onzuivere denkbeeldige lichaam’
genoemd. Als de dode op dit moment de leer begrijpt, ontmoeten de “moeder- en
kind-dharmata” elkaar, en wordt hij niet langer door karma beheerst, hij is
bevrijd! “Zoals zonlicht duisternis overwint”.
Het is
het beste als de overledene het begrijpt in de eerste bardo, maar als hij de
instructies hoort in de tweede bardo gaat het ook nog lukken. Een spiritueel
gevorderde mediteert nu op zijn yidam, en gewone mensen mediteren op de Boeddha
van Mededogen (Avalokiteshvara).
Hierna
wordt alles veel moeilijker. De absolute energie van het heldere licht zal
uiteenvallen tot verschillende vormen van afgezwakte energie. De vrijgelaten
prana manifesteert zich dan als lichten en kleuren en visioenen. Een
fundamentele neiging om iets vast te grijpen begint zich in deze staat te
ontwikkelen, en daaruit ontstaat de ervaring van de zes bestaanswerelden.
Bronnen:
Francesca
Fremantle en Chögyam Trungpa
Het
Tibetaans Dodenboek
Servire,
1991
Robert
A.F. Thurman
Het
Tibetaanse Dodenboek
Altamira-Becht,
2006
Ilse
Dorren
Tocht
door twee werelden; Gids voor het Tibetaanse Dodenboek
Mirananda,
1985