vrijdag 27 oktober 2023

Symmetrie en Harmonie

De hemel van… Magnus Wallin

(De hemel van… Afl.24)

Magnus Wallin (1965) is een Zweedse kunstenaar, hij maakt onder andere korte video animaties. In de vorige blogpost werden Exit (1997) en Limbo (1999) besproken. Wallin verwerkt soms menselijk bloed of lichaamsdelen, zoals schedels en beenderen, in zijn kunstwerken. Hij lijkt mij nogal geobsedeerd door het imperfecte menselijk lichaam, en de (volgens hem) negatieve maatschappelijke bejegening van de invalide medemens.

In de hemel die Wallin schetst in zijn creaties (waarschijnlijk niet zijn hemel), is alles en iedereen perfect. Er is symmetrie en harmonie, iedereen is en doet hetzelfde. Geen gebrekkigen en geen rafelrandjes in deze utopische omgeving. In Limbo worden de misvormde hoofdpersonen zelfs door engelen verjaagd, en eindigt de film hemels met gekloonde synchroonzwemmers in een paradijselijk zwembad. Buitenbeentjes zijn nergens te bekennen.

Het zal Wallins kritiek zijn op het ultieme doel van westerse wetenschap: genetisch perfecte menselijke wezens, die een maatschappelijk perfecte wereld bewonen. Kneusjes zijn er niet welkom. Een dergelijke droom grenst aan fascisme, vindt Wallin. De illusie van een volmaakt menselijk lichaam schept en benadrukt allerlei tegenstellingen, zoals goed en kwaad, juist en fout, mooi en lelijk, nuttig en nutteloos. Doorheen de geschiedenis is er sprake van sociaal onderscheid. De belaagde invaliden in Exit bijvoorbeeld, zijn gebaseerd op tekeningen uit de 15e eeuw van Jeroen Bosch. Symmetrie en volmaaktheid zouden een goddelijke harmonie reflecteren, misvormingen boezemen ons afkeer in.

Het menselijk lichaam wordt meer en meer gefragmenteerd, als een soort machine, waarvan de delen makkelijk verbeterd of vervangen kunnen worden. In de animatie Skyline (2000) springt een groep atletische mannen om de beurt van een trapeze, een leegte tegemoet. Zij slaan te pletter tegen een toren en vallen in stukken neer op een onderzoekstafel in een anatomisch theater. De klokkentoren (uit het Berlijnse Olympisch Stadion) is ook te zien in Limbo

bron afbeeldingen: still

In Limbo wordt Wallins hemel voor de ontsnapten uit Exit getoond, maar wat is er met de anderen gebeurd, die wel door het vuur zijn gegrepen? Dat kunnen we zien in Physical Paradise (1998). Deze invaliden belanden in een soort alternatief concept van paradijs, een enorm cirkelvormig ruimtestation. De ronde constructie zou hier refereren aan de beweging om het meer in Jeroen Bosch’ Tuin der Lusten. Paradijs betekent ook tuin, en tuin is gecontroleerde natuur.

De korte animatie begint met duisternis. We arriveren in het midden van het ruimtestation, met eerst nog meer duisternis, dan kleuren. Een vriendelijke stem heet ons welkom in Physical Paradise en wenst ons een plezierige reis. Er volgt een snelle aaneenschakeling van beelden en kleuren, het is of we een lange caleidoscoop-achtige tunnel worden ingetrokken, met veel bochten. Er klinken natuurgeluiden, vogels en hawaii muziek. Aan het einde een rustig blauw en er zijn lichten. De tunnel zou hier een metafoor zijn voor verandering van bewustzijn, richting een soort van transcendentie.





Wat zou Wallin eigenlijk vinden van de hedendaagse verheerlijking van jeugd? Ouderdom en verouderen zijn nu ook defecten geworden, tekortkomingen die verborgen moet worden. Botox en lichaamscorrectie zijn overal. Hij kan, naar mijn mening, zo een aanvulling maken op zijn vierluik.

De filmpjes kun je bekijken op de website van de kunstenaar, HIER


Voornaamste bron:
magnuswallin. com

vrijdag 20 oktober 2023

Exit en Limbo

bron afbeeldingen: still

Lang geleden (2001) zag ik voor het eerst iets van de Zweedse (video)kunstenaar Magnus Wallin (1965). Dat was in Rotterdam, bij een grote Jeroen Bosch tentoonstelling in Museum Boijmans. Op een wand werden non stop twee opeenvolgende animatiefilmpjes geprojecteerd, samen zo’n 7 minuten intens materiaal. Exit en Limbo, ik kon er geen genoeg van krijgen.
 
 
Wat was hier de link met Jeroen Bosch? De acht personages in Exit (1997), allemaal met een lichamelijke beperking, zijn gebaseerd op schetsen van Bosch uit de 15e eeuw. In het filmpje bevinden zij zich in een nachtmerrieachtige situatie. Achtervolgd door een voortrazend vuur, proberen ze al hinkelend en strompelend door een lange gang aan de dood te ontsnappen. Aan alle kanten zijn ze ingesloten door hoge muren met ontelbare gaten/ramen. Elke keer als de genadeloze vlammen iemand inhalen en opslokken, klinkt er luid en triomfantelijk gejuich en applaus. Een paar gebrekkigen lukt het zichzelf te redden, met de hulp van een helikopter die op ze wacht.
 
 
Met Limbo (1999) wordt het verhaal vervolgd. De helikopter met aan boord de drie aan het vuur ontsnapte invaliden, nadert een kennelijk veilig toevluchtsoord, dat sterk lijkt op het Berlijnse Olympisch Stadion uit de nazitijd. Op een heel hoge toren staat ‘Limbo’ geschreven. 
 

De helikopter dooft de Olympische vlam, en wordt vervolgens aangevallen door een menigte engelen. Zij dwingen de helikopter omlaag en door een opening in de grond. Tijdens de lange en duistere val gaat de helikopter door het oog van God Zelf, om uiteindelijk te arriveren bij een exotisch bad in Romeinse stijl. Daar wordt in perfecte synchroniciteit gezwommen door een aantal gekloonde figuren. Een parade van zuivere geometrische symbolen en tekens.



 
Na dit bombardement aan indrukken en beelden blijft de kijker (ikzelf in ieder geval) achter met allerlei vragen. Zoals: wat is hier de boodschap? En hoezo ‘Limbo’? Ik was vooral gefascineerd door het ongebruikelijke hiernamaals en de Jeroen Bosch elementen. Informatie was er niet, toen, maar het gaat vooral om die invalide personages, zo bleek later. Wallin lijkt mij nogal geobsedeerd door het menselijk lichaam, en dan vooral de tekortkomingen, of eigenlijk de reactie van ‘de maatschappij’ daarop. Perfectie tegenover imperfectie. De doorgeslagen cultuur van het bijschaven en verbeteren, het buitensluiten van de medemens die niet aan de norm voldoet.
 

In de volgende blogpost meer Magnus Wallin.
De filmpjes kun je bekijken op de website van de kunstenaar, HIER.
 

Voornaamste bron:
magnuswallin.com

vrijdag 6 oktober 2023

Een product van het onbewuste

Commentaar van C.G. Jung bij het Tibetaans Dodenboek  (5/5)
 
Vervolg van de vorige blogpost.
Jung probeert het Bardo Thödol in te lijven in zijn eigen psychologische theorie. 
 
Het hele boek is samengesteld uit de archetypische inhouden van het onbewuste. Daarachter ligt geen fysische of metafysische realiteit, maar alleen de realiteit van psychische gegevenheden. Zelfs de vijf dhyani-boeddha’s zijn dat. De overledene moet dat inzien, ook al had hij tijdens zijn leven niet door dat zijn ziel en ‘de gever van alle gegevenheden’ identiek zijn. De wereld van goden en geesten is 'slechts' het onbewuste in mij. En omgekeerd natuurlijk: het onbewuste is de wereld van goden en geesten buiten mij.


Toch, aan het slot van zijn lange inleiding, komt Jung nog met een soort disclaimer. Dat omkeren van die volgorde heeft hij ons alleen aangeraden om de zaak begrijpelijker te maken. Het is dus niet de oorspronkelijke bedoeling van de teksten. En ook de psychologische functie die wij (hij) eraan toekennen is natuurlijk hooguit een secundair doel. Dit uitzonderlijke boek is in de eerste instantie bedoeld als instructie voor de overledene in de bardo.

Jung vindt het bijna verleidelijk om aan (het visioen van) dit bardobestaan een zekere realiteit toe te kennen. Het is zo anders dan onze religieuze fantasie, die prachtige voorstellingen van het hiernamaals maakt. Nee, dan de bardo, met zijn bedrieglijke en steeds meer degeneratieve droomtoestand. Goed gevonden, vindt Jung. Het degeneratieve karakter van het bardo-bestaan lijkt op de ‘geestenwereld in de Westerse spiritistische literatuur. De daarin beschreven communicatie vindt Jung banaal en vervelend. Die zogenaamde mededelingen uit de ‘geestenwereld’ zijn natuurlijk een product van het onbewuste van de deelnemers aan de seance, inclusief het medium. En deze interpretatie kunnen wij, met ons wetenschappelijk inzicht, ook toepassen op de beschrijving van het hiernamaals in het Dodenboek.

Jung besluit met de conclusie dat het Bardo Thödol een geheim boek was, en nog steeds is. Want hoeveel commentaren we er ook over schrijven, om het te begrijpen moet je beschikken over geestelijke vermogens, die niemand van nature bezit (maar die je door een bijzondere manier van leven eigen kan maken). Het is bedoeld voor diegenen die ervan doordrongen zijn geraakt dat ze niet te veel waarde moeten hechten aan het nut, het doel en de zin van onze huidige 'beschaving'.


 
Voornaamste bronnen:
Psychologisch commentaar door Carl Gustav Jung
Het Tibetaanse Dodenboek
Walter Evans-Wentz
Ankh Hermes, 2017
 
Donald S. Lopez, Jr.
The Tibetan Book of the Dead; A Biography 
Princeton University Press, 2011