Het
Tibetaans Dodenboek en rouwverwerking
In Trouw
las ik een oud interview uit 2019 met Sebo Ebbens, ooit hockeyspeler op
topniveau en natuurkundedocent, nu Tibetaans-boeddhistisch leraar. Ebbens gaf
jarenlang les aan ‘de boeddhistische Universiteit van Boulder, USA.’
Waarschijnlijk wordt hier bedoeld de Naropa-universiteit in Colorado, in 1974
gesticht door Chögyam Trungpa.
Groninger
Sebo Ebbens (1945) schreef meerdere boeken, maar in 2019 was Op de golven van geboorte en dood; Goed
leven en sterven in boeddhistisch perspectief net verschenen bij uitgeverij Asoka. Het biedt
een toelichting op het Tibetaans
Dodenboek (beter: Bardo Thödol),
een eeuwenoude tekst met adviezen en aanwijzingen voor een overledene tijdens
zijn schokkende reis door de bardo’s. Het wordt tijdens en na het
stervensproces door nabestaanden of een spirituele vriend voorgelezen, en de overledene
hoort dit. Een vaag gebied misschien, maar de Tibetaanse hoogleraren zijn er
honderd procent van overtuigd dat het zo is.
Door
studie en beoefening is Ebbens er vrij zeker van dat de geest na de dood blijft
bestaan. Het Bardo Thödol heeft hij
stukgelezen. De teksten bereiden hem voor op zijn eigen dood, maar hij heeft ze
ook gebruikt als hulpmiddel bij rouwverwerking. Ja, dat kan natuurlijk ook nog!
Daar heb ik nog niet eerder bij stilgestaan. Het boek was van onschatbare
waarde voor Ebbens, toen een aantal jaren geleden zijn zoon (24) kwam te overlijden.
Het hielp hem op een goede manier afscheid te nemen, en zich met de dood van
zijn zoon te verzoenen. Ebbens wil de Tibetaans boeddhistische visie op de dood
daarom graag ook aan andere mensen doorgeven.
Volgens
Ebbens interpretatie duurt een rouwproces in het Tibetaans Dodenboek gemiddeld zeven weken. Je moet het lichaam de
eerste twee, drie dagen zoveel mogelijk met rust laten. Dan huist er namelijk nog
een restant van de geest in het lichaam. Beter geen orgaandonatie dus. De
eerste drie weken is de geest van de overledene nog in de buurt, daarna gaat
hij vier weken lang op zoek naar een reïncarnatie.
Met dit
in gedachten werd de kamer van de overleden zoon drie weken lang niet
opgeruimd, en werd er een bord voor hem neergezet bij het eten. Maar na drie
weken werd er gebakken paprika geserveerd, dat vond Ebbes zoon ontzettend vies,
en werd er hardop gezegd: ‘mocht je hier nog in de buurt zijn, het is tijd om
te gaan’. Toen pas werd zijn kamer opgeruimd. Gedurende zeven weken werden
iedere dag een halfuur oefeningen gedaan zoals het Bardo Thödol die voorschrijft. Zeven weken lang met de overledene
bezig zijn, hem behoeden en begeleiden in zijn zoektocht naar een nieuwe plek. Aan
het werk zijn, dingen doen, teksten voorlezen, dat is pas goede rouwverwerking! Ebbens gaat er vanuit dat zijn
zoon inmiddels is wedergeboren.
Sebo
Ebbens noemt zichzelf een ‘vrijzinnige Groningse Tibetaans boeddhist’, maar
houdt strak vast aan die 49 bardodagen. Dat vind ik opvallend. Waarschijnlijk
hoef je alles niet zo letterlijk te nemen, niemand kan meten hoe lang de dagen
in de bardo zijn. Na de dood gelden andere tijdsnormen en het is voor iedereen
weer anders. Daarbij, als je de dagen in de bardo’s optelt, kom je niet eens uit op 49.
Heb boek
van Ebbens heb ik nog niet gelezen, maar dat zal ik bij gelegenheid zeker nog
doen. Er is ook een website met uitleg en oefeningen HIER.
(Gerelateerde blogpost: HIER.)
bronnen:
diverse
interviews uit 2019
belangrijkste
bron:
Interview
door Bas Roetman in Trouw HIER