donderdag 7 november 2024

Armier

Goede werken, aalmoezen, offers, Hui-neng vond het allemaal maar flauwekul. Veel religies en hun gelovigen denken daar heel anders over. Verdiensten verzamelen zou juist een goede manier zijn om je karma te dempen en zonden te vereffenen. En dat is heel gunstig voor je beoordeling in het hiernamaals, de volgende wedergeboorte of het bereiken van een hemelse zaligheid. In de Rooms-katholieke kerk bijvoorbeeld, kun je veel afkopen met geld. Zo snijdt het mes aan twee kanten: jij wat minder lang in het louterende vagevuur, de Kerk weer wat rijker. En dat kan ook nog postuum, als je nabestaanden het even voor of namens jou willen regelen. In het boek Montaillou geven de doden zelfs opdracht vanuit het hiernamaals om dat te doen.

Het dorpje Montaillou in de Pyreneeën was begin 14e eeuw onderwerp van een uitgebreid onderzoek door de Inquisitie. De bewoners, voornamelijk herders en boeren, waren Katharen. Door het uitvoerig gedocumenteerde  Inquisitie-dossier, dat bewaard is gebleven, weten wij veel van de leef- en denkwereld van deze ‘ketters’. Emmanuel Le Roy Ladurie schreef er een bestseller over.

Een belangrijk personage in deze gemeenschap was de armier (zielenboodschapper). Hij had het alleenrecht om de berichtgeving tussen de levenden en de doden te verzorgen. In het boek van Le Roy Ladurie wordt vooral ene Arnaud Gélis genoemd, die eigenlijk armier was in de streek rond Pamiers. Deze Gélis vervulde nuttig werk met het overbrengen van aanmaningen (van de doden) om oude schulden af te betalen, de armen aalmoezen te geven en missen voor de overledenen te laten lezen. Hij ontving hiervoor een bescheiden vergoeding. Soms wat kaas of een drink- of eetuitnodiging, soms wat geld. Hij was niet arm. Zijn verbeelding werd gevoed door een denkwijze die zowel door volk als elite gedeeld werd en het sociale nut van zijn activiteiten was overduidelijk. Daardoor had Gélis (onder de levenden) een netwerk van vaste klanten, voornamelijk vrouwen, kunnen opbouwen. Natuurlijk waren er ook wel wat mensen die hem niet wilden geloven.

Naast een goede afwikkeling van de financiële zaken, vervulde de dodencultus een belangrijke functie bij het aanhouden van de gezinsbanden. De schimmen van de overledenen bleven zich bemoeien met de gang van zaken in het huishouden. Zo liet de schim van een vriendelijke en attente echtgenoot, via bemiddeling van Gélis, aan zijn vrouw weten dat hij graag zou zien dat ze hertrouwde met een eerzame man. Er waren ook wederzijdse verplichtingen. Een gezin kon het einde van een rouwperiode bespoedigen door de dode te helpen bij het vinden van zijn uiteindelijke rustplaats. Wanneer de familie missen liet lezen voor de overledenen was dat een win-winsituatie: de doden zagen hun vermoeiende dooltijd verkort, en de levenden konden zo voorgoed van hun doden afkomen, want die werden op den duur lastig. Als het nodig was lieten de doden via Gélis aan de familie weten dat er wel weer eens missen gelezen mochten worden. Dat was niet gratis natuurlijk, daar hadden vooral de priesters baat bij. Zij zagen de folkloristische dwalingen graag door de vingers en gaven Gélis tien procent provisie.

Daarnaast was er ook risico als de positie van armier zo maar zou vervallen. De mensen zouden bijvoorbeeld zelf contact met geesten gaan zoeken, met alle gevolgen van dien. Gélis werkte discreet en betrouwbaar en hield zich strikt aan zijn beroepsgeheim. Hij verrichtte zijn werkzaamheden tot volledige tevredenheid van zijn dode en levende klanten. Soms deed hij zelfs dienst als mediator tussen de ene en de andere dode. Hij stond met iedereen op tamelijk vertrouwelijke voet. Toch is het slecht met hem afgelopen, rond 1325 viel ook het doek voor de laatste Katharen. De Inquisitie doet niet aan gedogen.
 

 
Bron:
Emmanuel Le Roy Ladurie
Montaillou
Uitgeverij Bert Bakker, 1986 (14e druk)