Tibet
was altijd een moeilijk en ontoegankelijk land voor reizigers. Onherbergzaam
gebied, de grenzen gesloten, en vreemdelingen geweerd. Dat veranderde toen de
Britten er in 1903 binnenvielen, en er in slaagden handelsmissies in Gyantse en
twee andere steden (niet Lhasa) te vestigen. Britse officieren reisden nu heen
en weer tussen de kolonie India en Tibet. Een van hen, Major W.L. Campbell,
kocht in 1919 in Gyantse een bijzonder souvenir. Het was een set blockprints
van Tibetaanse uitvaartteksten, dik en zwaar en stevig gebonden. Campbell nam ze
mee naar India, maar verkocht de set al weer snel door aan een Amerikaan die op
een soort spirituele vakantie in Azië was, en net aangekomen in Darjeeling. Deze
Amerikaan, W.Y. Evans-Wentz
(1878-1965), was theosoof en een
groot verzamelaar van teksten in talen die hij nooit had leren lezen. In dit
geval waren dat delen van de Peaceful and
Wrathful Deities: Natural Liberation through [Recognition of] Enlightened
Intention door Karma Lingpa.
Walter Evans-Wentz nam zijn aanwinst mee naar Gangtok (de hoofdstad van Sikkim) om de teksten te laten vertalen door Kazi Dawa-Samdup (1868-1922), die op dat moment leraar Engels was, en schoolhoofd van een jongensschool. In de loop van de daaropvolgende twee maanden ontmoetten de twee elkaar elke morgen voordat de schooldag begon. Maar Evans-Wentz vertrok al weer snel terug naar India, om yoga te beoefenen in een ashram in Puri. Daarna heeft hij Kazi Dawa-Samdup nog een keer in Gangtok in 1920 bezocht, kort voor diens benoeming tot Professor (Tibetaans) aan de Universiteit van Calcutta. De vertalingen die Kazi Dawa-Samdup voor Evans-Wentz maakte, verschenen uiteindelijk in drie boeken: het Tibetaans Dodenboek (1927), Tibetan Yoga and Secret Doctrines (1935) en The Tibetan Book of the Great Liberation (1954).
Walter Evans-Wentz (links) en Kazi Dawa-Samdup |
Walter Evans-Wentz nam zijn aanwinst mee naar Gangtok (de hoofdstad van Sikkim) om de teksten te laten vertalen door Kazi Dawa-Samdup (1868-1922), die op dat moment leraar Engels was, en schoolhoofd van een jongensschool. In de loop van de daaropvolgende twee maanden ontmoetten de twee elkaar elke morgen voordat de schooldag begon. Maar Evans-Wentz vertrok al weer snel terug naar India, om yoga te beoefenen in een ashram in Puri. Daarna heeft hij Kazi Dawa-Samdup nog een keer in Gangtok in 1920 bezocht, kort voor diens benoeming tot Professor (Tibetaans) aan de Universiteit van Calcutta. De vertalingen die Kazi Dawa-Samdup voor Evans-Wentz maakte, verschenen uiteindelijk in drie boeken: het Tibetaans Dodenboek (1927), Tibetan Yoga and Secret Doctrines (1935) en The Tibetan Book of the Great Liberation (1954).
Het Tibetaans Dodenboek werd een bestseller.
Sinds de eerste publicatie zijn er, volgens Donald Lopez, meer dan een miljoen
van verkocht! Walter Evans-Wentz drukte dan wel zijn (Amerikaans-theosofische)
stempel op de selectie en vertaling, maar was toch ook, op zijn manier,
traditiegetrouw. Het Bardo Thödol immers
is een schattekst, lang geleden geschreven en verstopt, bedoeld voor een
toekomstige tijd. Het werd op het voorspelde moment teruggevonden, zes eeuwen later,
waarna de geheimtaal door de ontdekker werd ontcijferd en vertaald op een
manier die de tekst betekenisvol en toegankelijk maakte voor zijn tijd. En telkens opnieuw kwam de
tekst tot leven op verschillende historische momenten. Voor de Engelstalige
wereld was dat moment 1927, en Evans-Wentz was de man voor dat moment. Een
schakel in een reeks. Lopez: “Tibetaanse ontdekkers hebben gebruikelijk ‘Ling’
als deel van hun naam, zoals in Karma Lingpa. Wat een toeval dat Evans Wentz’ middle
name Yeeling was”.
Bron:
Donald
S. Lopez, Jr.
The
Tibetan Book of the Dead; A Biography
Princeton
University Press, 2011