In het
dagboek van de Franse schrijver en Nobelprijswinnaar Roger Martin du Gard
(1881-1958), uitgegeven door de Arbeiderspers in de serie privé-domein*, staat
een interessante beschouwing over omgaan met doodsangst. Toen Du Gards
echtgenote Hélène Foucault (na een huwelijk van 43 jaar) zeer plotseling overleed,
stopte hij met zijn dagboek, maar in december 1949 noteert hij nog iets over zelfbescherming
van de geest:
[Door
mij een beetje ingekort -RR] “Ik constateer dat de geest beschikt over een
doeltreffende functie, die zich duidelijk manifesteert maar waarover weinig
bekend is, die op mysterieuze wijze feilloos in werking treedt en op die
momenten dat het nodig is, dwars door het bewustzijn een scherm optrekt om
bepaalde al te wrede waarheden te verhullen en de veerkracht van het gemoed te
sparen. Dit beschermingssysteem werkt met automatische precisie. Zodra de
gedachten afdwalen en plotseling het besef doordringt van bepaalde gruwelijke
feiten die het gevoel dusdanig dreigen te ontwrichten dat we ons evenwicht en ons
verstand verliezen, treedt prompt de veiligheidspal in werking, wordt het
afweerscherm opgetrokken, en ontsnapt de geest aan de gedachte of aan het specifieke
beeld dat een marteling zou betekenen. Zo zal het gaan bij mensen die weten dat
ze veroordeeld zijn tot een pijnlijke dood en die toch een normaal leven
blijven leiden."
"Zo gaat
het [ook] bij hen die door het ongeluk zijn getroffen, die een dierbare hebben
verloren en die dankzij deze onbewuste controle aan de niet-aflatende obsessie
ontsnappen en juist op het moment dat het heldere besef onverdraaglijk zou
worden, door het scherm worden behoed. Dat de bewuste wil hier een rol in
speelt is zeker. En des te doeltreffender naarmate de vrees om te lijden (een
soort wegvluchten voor verdriet) sterker is. Ik denk dat we op deze tragische
momenten moeten vechten tegen de macht van de verbeelding. En ook tegen de al
te verlokkende bitterheid van de wanhoop. Niet zwichten voor de verleiding om
weg te zinken in dat verdriet; en vanaf het begin pogingen doen ons uit die
bodemloze put te hijsen waarin het verdriet ons heeft gestort; ons voor het te
laat is in de concrete wereld begeven, die tijdloze, onbegrensde mensenwereld,
waarvan wij een moment deel uitmaken. Dan beseffen we dat niets zo troostrijk,
of liever nog zo geruststellend is als het gevoel niets te zijn, een korte vonk
in een eindeloze nacht: er bestaat een soort verlossing, denk ik, voor degenen
die tot dit heroïsch besef van het niets komen.”
I. Het valt mij op dat Du Gard hier wil
“vechten tegen de macht van de verbeelding”, terwijl zijn schrijversdoel juist altijd was de verbeelding tot werkelijkheid te maken, en de lezer tot
een toeschouwer die zich laat meeslepen door die werkelijkheid.
II. Naast
rouwverwerking is de ontsnapping aan doodsangst het onderwerp van Du Gards
beschouwing. Dat vind ik extra interessant, omdat zijn grote voorbeeld Lev
Tolstoj was. Deze Russische schrijver, die vaak en beeldend over sterven
schreef, had namelijk zelf een enorme angst voor sterfelijkheid. Tolstoj’s
uitweg hier lag in zijn persoonlijke religie, zijn mystiek godsbegrip. Hij
probeerde zich de dood voor te stellen als een spirituele verlossing, een
moment van extase en vrijheid waarop de geest bevrijd werd om samen te smelten
met het universum, en op te gaan in een ‘universele ziel’. Misschien ‘het
niets’ waar Du Gard het over heeft?
*Kijken
door een sleutelgat; Dagboeken en herinneringen
Roger Martin du Gard
Vertaling Anneke Alderlieste
De Arbeiderspers, 2e druk 2022