dinsdag 29 oktober 2019

Bardo van dharmata, zevende dag [1]

De zesde dag in de bardo van dharmata was behoorlijk heftig, maar de zevende dag is niet minder spectaculair. De ‘vriendelijke’ periode wordt hiermee afgesloten en er wordt nog een laatste poging gedaan om de dolende dode de dramatische nieuwe fase (die op dag acht begint) te besparen. Daarin wordt hij namelijk geconfronteerd met zijn realiteit, en niet langer met de realiteit. Je hoeft alles overigens niet zo letterlijk te nemen, niemand kan meten hoe lang de ‘dagen’ in de bardo zijn. Na de dood gelden (net als in onze dromen) andere tijdsnormen.

De tekstschrijver van het Bardo Thödol blijft als steeds optimistisch en behulpzaam, maar vindt de doden die nu (dag 7) nog steeds in de bardo rondhangen duidelijk een stel kneuzen: waarschijnlijk “weinig ontwikkelde mensen uit onbeschaafde streken, of slechte mensen zonder ervaring met de leer”, en anders zijn het mensen die “hun spirituele beoefening hebben laten afglijden”. Ze zijn verward door hun karma en herkennen de uiteindelijke realiteit niet, terwijl het toch keer op keer uitvoerig aan ze uitgelegd is. Ze dwalen steeds dieper af. De achterblijvers moeten de overledene dus nog maar eens bij zijn naam noemen en hem opnieuw, met het Bardo Thödol in de hand, de situatie verduidelijken.

Luister en let op! Een helder en veelkleurig licht straalt in je onbewuste geest, en vanuit het Zuivere Rijk van Ruimte verschijnen vidyadhara’s (goddelijke leraren) om je te begeleiden.

Vidyadhara’s, Thurman vertaalt ze als ‘wetenschappers-boeddhavormen’, Dorren noemt ze ‘kennisdragende godheden’, en Trungpa laat het woord gewoon staan zoals het is. Het zijn de grote ingewijden. Ze zien er menselijk uit, maar ook als toornige boeddhavormen. Het Bardo Thödol beschrijft hoe ze dansen en gebaren en staren naar de hemel. In hun linkerhand een schedelkom gevuld met bloed (hier: de nectar van onsterfelijkheid) en in hun rechterhand een sikkelmes (dat hier kritische wijsheid symboliseert, die de materie van alle verschijningen wegsnijdt om de bevrijdende leegte te onthullen). De vijf vidyadhara’s lijken erg op elkaar, maar het Bardo Thödol noemt bij elk ook hun bijzondere kenmerken, zoals kleur, speciale geleerdheid, een glimlach of een grimlach enzovoort. Ze verschijnen aan de overledene in een mandala vol regenbooglicht, Padmanarteshvara (de volmaakte vidyadhara) in het midden. Hun partners zijn dakini’s (Thurman noemt ze ‘engelen’) die om hun lichamen zijn geklemd.


Behalve de vidyadhara’s en hun entourage verschijnen er nog ontelbare menigten van dakini’s om de standvastige beoefenaar te begeleiden (maar ook om degenen die hun geloften hebben gebroken te straffen). Het Bardo Thödol somt op waar ze allemaal vandaan komen (“de acht knekelvelden” bijvoorbeeld) en welke groepen het zijn. Het zijn krijgers en krijgsvrouwen, heldhaftige boeddhavormen, samen met al hun verdedigers van de leer. Ze kunnen jou, als reiziger in de tussenstaat, veiligheid en steun bieden als je ze correct begrijpt. Hopelijk ben je daartoe in staat. Dat zal niet meevallen, want het is een zeer angstaanjagende massa om te zien! Ze overstijgen dood en angsten en tonen dit door lugubere voorwerpen te gebruiken.


De menigte is getooid met sieraden van mensenbeenderen, schedeltrommels en trompetten van dijbeen. Ze voert banieren en baldakijnen gemaakt van jongemensenhuid en er is wierook van gedroogd mensenvlees. Met hun dansen en ontelbare muziekinstrumenten van allerlei soort laten ze alle streken van het universum schudden en trillen en beven en dreunen, en hun muziek doet je hoofd splijten!

Het vervolg van de zevende dag in de bardo van dharmata vind je HIER



Bronnen:
Francesca Fremantle en Chögyam Trungpa
Het Tibetaans Dodenboek
Servire, 1991

Robert A.F. Thurman
Het Tibetaanse Dodenboek
Altamira-Becht,  2006

Ilse Dorren
Tocht door twee werelden; Gids voor het Tibetaanse Dodenboek      
Mirananda, 1985