Dat was ook
het geval met ‘Het hemels magazijn’, waarin een interessant probleem werd
aangesneden. In de evangeliën wordt verteld hoe Christus, die naakt aan het
kruis hing, na zijn dood ‘in fijn lijnwaad’ wordt gewikkeld en daarna in een
nieuw graf wordt gelegd. Toen Jezus opstond uit de dood, en die linnen doeken
van zich afschoof, had hij dus geen kleren aan. Oom Piet wees er in zijn
inleiding op dat er in theologische verhandelingen nooit duidelijk wordt
gemaakt hoe Christus aan zijn kleren gekomen was. Want dat hij naakt uit het
graf verrezen zou zijn en zo verschenen, was uiteraard geen optie. Maar waar
haalde hij dan passende kleding vandaan? Volgens oom Piet had een engel een
greep gedaan in een ‘hemels magazijn’, en voorafgaand aan de opstanding onopvallend een stapeltje kleren aan Jezus’
hoofdeinde gelegd.
Hoewel vader
’t Hart dat een aannemelijke oplossing vond, kwam hij toch nog met een
interessante toevoeging. Volgens hem was het niet ondenkbaar dat de naakte
Jezus, eventueel met zo’n linnen doek omgeslagen, in alle vroegte naar het
baarhuisje (mortuarium) was gesneld, dat immers op elk kerkhof aanwezig is, dus
ook daar. Daar had hij zich in de kleren van de grafmaker gestoken. In het
baarhuisje van de begraafplaats waar ’t Harts vader werkte, hing namelijk altijd
in een kast een extra manchesterbroek en een extra werkoverhemd. En zo is het
gelijk ook beter te begrijpen waarom Maria van Magdala Jezus niet herkent als
zij hem ziet. Zij meent dat het de hovenier (oftewel de grafmaker) was.
Na een
verhitte discussie onder de mannenbroeders bleek dat de ‘hemels magazijn’-theorie
meer aanhangers had dan de ‘hovenier’-theorie. Voornamelijk op grond van het
feit dat er ook engelen bij het lege graf waren gesignaleerd.
Bron:
Maarten
’t Hart
Wie God verlaat heeft niets te vrezen
De Arbeiderspers, 1997
Wie God verlaat heeft niets te vrezen
De Arbeiderspers, 1997