dinsdag 19 november 2019

Het hemels magazijn

Schrijver Maarten ’t Hart (1944) werd in Maassluis geboren als oudste zoon van gereformeerde ouders. Zijn vader (toen nog tuinder, later grafmaker) was lid van de gereformeerd synodale mannenvereniging Schrift en Belijdenis. Eenmaal per twee weken kwamen de leden bijeen in een zaaltje in Maassluis. Voor de pauze hield dan een der broeders een ‘inleiding’ over een bijbels onderwerp, en na de pauze werd deze inleiding besproken en was er gelegenheid om vragen te stellen. Vader ’t Hart kwam ongeveer eenmaal per jaar aan de beurt. Soms had hij er wat moeite mee en kreeg dan een spreekbeurt toegeschoven van zijn zwager Piet, die ouderling in Leiderdorp was. Dat verhaal werd vervolgens uit het hoofd geleerd.

Dat was ook het geval met ‘Het hemels magazijn’, waarin een interessant probleem werd aangesneden. In de evangeliën wordt verteld hoe Christus, die naakt aan het kruis hing, na zijn dood ‘in fijn lijnwaad’ wordt gewikkeld en daarna in een nieuw graf wordt gelegd. Toen Jezus opstond uit de dood, en die linnen doeken van zich afschoof, had hij dus geen kleren aan. Oom Piet wees er in zijn inleiding op dat er in theologische verhandelingen nooit duidelijk wordt gemaakt hoe Christus aan zijn kleren gekomen was. Want dat hij naakt uit het graf verrezen zou zijn en zo verschenen, was uiteraard geen optie. Maar waar haalde hij dan passende kleding vandaan? Volgens oom Piet had een engel een greep gedaan in een ‘hemels magazijn’, en voorafgaand aan de opstanding onopvallend een stapeltje kleren aan Jezus’ hoofdeinde gelegd.

Hoewel vader ’t Hart dat een aannemelijke oplossing vond, kwam hij toch nog met een interessante toevoeging. Volgens hem was het niet ondenkbaar dat de naakte Jezus, eventueel met zo’n linnen doek omgeslagen, in alle vroegte naar het baarhuisje (mortuarium) was gesneld, dat immers op elk kerkhof aanwezig is, dus ook daar. Daar had hij zich in de kleren van de grafmaker gestoken. In het baarhuisje van de begraafplaats waar ’t Harts vader werkte, hing namelijk altijd in een kast een extra manchesterbroek en een extra werkoverhemd. En zo is het gelijk ook beter te begrijpen waarom Maria van Magdala Jezus niet herkent als zij hem ziet. Zij meent dat het de hovenier (oftewel de grafmaker) was.

Na een verhitte discussie onder de mannenbroeders bleek dat de ‘hemels magazijn’-theorie meer aanhangers had dan de ‘hovenier’-theorie. Voornamelijk op grond van het feit dat er ook engelen bij het lege graf waren gesignaleerd.




Bron:
Maarten ’t Hart
Wie God verlaat heeft niets te vrezen
De Arbeiderspers, 1997