Castaneda |
In een
van zijn vele gesprekken met de sjamaan probeert Castaneda diens opvattingen over de dood te leren kennen. Hij leest hem delen uit het Tibetaans Dodenboek
(Bardo Thödol) voor. Don Juan kent deze teksten niet, maar schijnt zeer
geïnteresseerd, ook al vindt hij het onzin en begrijpt hij niet waarom de
Tibetanen over de dood spreken alsof dit net zoiets was als het leven. Hij
denkt niet dat de Tibetanen zien,
want wanneer een man leert zien, is
geen enkel ding dat hij kent van overwegend belang. Indien de Tibetanen konden zien zouden ze meteen door hebben dat
geen enkel ding nog hetzelfde is. Zodra we zien,
is er niets bekend; niets blijft zoals we het steeds gekend hebben toen we nog
niet zagen.
Als Castaneda
suggereert dat de Tibetanen misschien op een andere manier zien, beaamt don Juan dat zien
niet hetzelfde is voor iedereen. Maar dat betekent nog niet dat de betekenissen
van het leven van overwegend belang zijn. Wanneer men leert zien, blijft geen enkel ding hetzelfde.
En de dood is niet iets als om het even wat. Daarom denkt don Juan dat het iets
anders moet zijn waarover de Tibetanen praten, in elk geval niet over de dood.
Misschien zien de Tibetanen
werkelijk, en in dat geval moeten zij er zich rekenschap van gegeven hebben dat
hetgeen zij zien nergens op slaat, en
hebben zij al die onzin opgeschreven omdat het voor hen geen verschil uitmaakt.
En in dit geval is hetgeen zij schreven helemáál geen onzin.
Bron:
Carlos Castaneda
Een aparte werkelijkheid
De Bezige Bij, 1991, zevende druk
Carlos Castaneda
Een aparte werkelijkheid
De Bezige Bij, 1991, zevende druk