Don Juan* vindt het Tibetaans Dodenboek onzin. Dood is niet zo iets als leven, en hij vraagt zich af of de Tibetanen wel zien. Maar wat is de dood dan wel, vraagt Castaneda* hem, wat denkt don Juan over de dood?
“De dood is een spiraal. De dood is het gezicht van de bondgenoot; de dood is een glanzende wolk boven de horizon; de dood is het fluisteren van Mescalito (peyotl) in je oren; de dood is de tandeloze mond van de wachter, de dood is de Genaro die op zijn hoofd zit; de dood ben ikzelf terwijl ik praat; de dood ben jij met je bloknoot; de dood is niets. Niets! Hij is er en toch is hij er helemaal niet.”
Opgewekt benadrukt don Juan nog eens dat hij niet kan vertellen wat de dood voor iets is. In plaats daarvan biedt hij Castaneda aan hem iets te vertellen over zijn (Castaneda’s) eígen dood, maar die wil daar absoluut niets van weten. Hij wil liever iets horen over de dood in het algemeen, maar volgens don Juan kun je alleen over de dood spreken in persoonlijke termen.
Bijvoorbeeld over de dood van zijn zoon Eulalio die verpletterd werd onder rotsen terwijl hij werkte aan de aanleg van een autoweg. Don Juan noemt zijn optreden tegenover zijn zoon op het ogenblik van diens dood “gecontroleerde dwaasheid”. Eulalio was bijna dood, maar zijn lichaam was zo sterk dat het bleef bewegen en schoppen. “Ik stond voor hem, maar ik keek niet. Ik stelde mijn ogen anders in zodat ik zijn persoonlijke leven uit elkaar kon zien vallen, onweerstaanbaar buiten zijn oevers treden, als een mist van kristallen, want dat is de wijze waarop leven en dood zich met elkaar vermengen en uitzetten. Het leven van mijn zoon dijde uit op het ogenblik van zijn persoonlijke dood. De dood, wat dat ook mag zijn, deed zijn leven uitdijen. Had ik naar hem gekeken dan zou ik hebben meegemaakt hoe hij onbeweeglijk werd en ik zou een kreet binnen in mij hebben gevoeld, omdat ik nooit meer zijn prachtige gestalte over de aarde zou zien stappen. In plaats daarvan zag ik zijn dood, en er was geen droefheid, geen gevoel. Zijn dood was gelijkwaardig aan de rest.”
Castaneda vertelt hem dan over mensen die verscheidene minuten dood waren geweest en door medische technieken weer tot leven waren gebracht. In alle gevallen waarover hij gelezen had, hadden de betrokken personen na hun beleving verklaringen afgelegd dat zij zich helemaal niets konden herinneren; dat sterven gewoon een sensatie van bezwijmen was.
Don Juan vindt dat volkomen begrijpelijk. De dood heeft namelijk twee stadia. Het eerste is een bezwijming, die veel lijkt op het eerste effect van peyotl, waarbij je een lichtheid ondervindt waarin je je gelukkig voelt en compleet, alsof alles in de wereld tot rust is gekomen. Maar dat is slechts een oppervlakkige toestand die al snel verdwijnt, waarna je nieuwe regionen binnentreedt, regionen van barsheid en macht. Dat tweede stadium is de werkelijke ontmoeting met peyotl. De dood lijkt daar veel op. Het eerste stadium is een oppervlakkig bezwijmen. Het tweede is echter het echte stadium waarin je de dood ontmoet. Het is een kort ogenblik na de eerste bezwijming, waarin je ontdekt dat je toch weer jezelf bent. Het is dan dat de dood op je losbarst, uit volle macht en in kalme razernij, tot hij je leven in het niets oplost.
Eerst lijkt het alsof don Juan met dat “tweede stadium” een bardo-achtige toestand ná de dood bedoelt, maar later zien we dat het hier gaat om het moment van sterven, dat zich kennelijk in twee delen afspeelt. Dat blijkt als don Juan zijn verhaal vervolgt met een beschrijving van Castaneda’s mogelijke dood. Daarover meer in de volgende blogpost.
*Carlos Castaneda (1925-1998) was een (Zuid-)Amerikaanse schrijver en antropoloog die in de jaren 70 in een viertal boeken verslag deed over zijn leerjaren bij de Mexicaanse sjamaan don Juan (Matus), een Yaqui Indiaan. Castaneda werd ingewijd in magische rituelen om de “niet-gewone werkelijkheid” te beheersen. Daarbij werden hallucinogene drugs gebruikt, zoals peyotl en bepaalde paddenstoelen. Het is dus de vraag in hoeverre zijn waarneming van eventuele bovennatuurlijke verschijnselen is verkleurd door drugs. Castaneda’s boeken bereikten een soort cultstatus, maar later waren er ook twijfels over het waarheidsgehalte ervan, en zelfs of don Juan ooit bestaan heeft.
Bron:
Carlos Castaneda
Een aparte werkelijkheid
De Bezige Bij, 1991, zevende druk